Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/102

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

86 De pers! zij voert een strijd (met inkt) Van leugen en van laster — Of: „liefde voor haar land" — dat klinkt Iets netter en gepaster. De pers moet liegen, in het groot, Den vijand grof verguizend; Dus, schieten d' onz' er zestig dood, Dan schrijft ze: „zestig duizend!" Is 't met de „geestdrift" slecht gesteld, En met de „doodsverachting", En worden d' onzen met geweld Gedreven naar de slachting, Dan vinden wij, in tegendeel, Den toestand zóó geteekend: „De opgewektheid, het moreel Der onzen was uitstekend." De pers — en ook de burgerij Moet zwetsen, kletsen, klappen, En in hun brieven moeten zij Uit 't zelfde vaatje tappen. Is van een kogel 't puntje maar Een beetje afgestooten, Dan schrijf je: „Gruwzaam! de barbaar Heeft met dums-dums geschoten!" (Brief uit ) „We krijgen zelfs geen stroomatras Om ons op neer te leggen! We slapen op gebroken glas, En omgekeerde eggen." (Brief uit ) „Zij deelen dooie katten uit, Met wurmen en met neten, En hondenworst met rattenkruid, Dat krijgen wij te eten!"