Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/179

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

163 Themis gewijd, die daar stond ongerept op den berg. Bij den drempel knielen zij, mat en verbleekt, en daar klinkt het uit 't heilig gesteente, — Themis is 't zelve, die spreekt — „Gaat van hier, werpt uw moeder's gebeente achter uw ruggen ter aard!" en Deucalion, denkend, heeft spoediR t wondere raadsel verklaard. „Onze moeder," zoo roept hij blijmoedig, is deze aarde; en been is het steen i n den bodem verscholen!" Zonder verwijl gaan zij heen j voor de daad door de godheid bevolen, t Tweetal werpt steenen, en ziet reeds de vormlooze hardheid vermindren... Thans is het wonder geschied, want de keien vergroeien tot kindren! t Heerlijke werk was volbracht van het paar door de godheid verkoren. Zoo is het menschlijk geslacht na den Vloed uit den bodem herboren. 'k Meen het volstrekt niet vulgair, maar misschien ('t schiet me net zoo te binnen) maakt me dit Rijm populair bij den „Bond voor de groote gezinnen." 2. ECHO. Echo, de praatzieke maagd, die maar eindeloos kleppert en babbelt, ook als geen mensch haar iets vraagt, als een beek, die langs rotsblokken kabbelt, diende god Jupiter vaak, als hij vree met de nymphen der wouden, want dan had Echo de taak om zijn vrouw op de praatstoel te houden. Juno, die 't eerst niet doorzag, was er eindelijk achter gekomen; daarom heeft z' eens op een dag haar de gave van 't spreken ontnomen.