Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/194

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

IX. GESCHIEDENIS DES VADERLANDS. (Fragment)

EERSTE ZANG. D E KOMST DEK B A T A V I E R E N . — Z E D E N E N GEWOONTEN. — GODSDIENST. Verzot op jacht en spel, maar wakker en rechtschapen. Aan woord en vriendschap trouw, geducht in 't oorlogswapen. En Bomes achting waard was Fries en Batavier. Met recht is 't nageslacht op zulk een herkomst fier. Van hennep.

O, jeugd van Nederland! Door burgerzin gedreven Heb ik dit heldendicht om uwentwil geschreven. Het fraaist geschenk, wellicht, dat u te bieden is: Een rijmenrijk relaas van 's Lands Geschiedenis. Mocht soms een stille lach uw jonge lippen krullen, Mocht soms een enkle traan tersluik uw ooghoek vullen — Het zij zoo. 't Zou me niet verbazen. Want ik weet: Niets treft ons dieper dan der Vaadren Lief en Leed. Voorzeker is dit vaers voor kinderen geschreven: 't Verleden hoort aan hen, die in de Toekomst leven; Maar wellicht geeft het soms ook iets voor hart en hoofd Aan hem, die niet meer aan den ooievaar gelooft. Aanschouwt dan 't bont tafreel, dat ik u voor zal leggen! En als het je verveelt, dan mag je 't eerlijk zeggen. In overoude tijden zag ons grondgebied Er anders uit dan nu. Zoo was er toen nog niet Die groote zilte plas, de Zuiderzee geheeten; Daar was het Flevo-meer. Zooals je wel zult weten, Bestaat er kans dat deze toestand wordt hersteld; Een dure karrewei; enfin, de Staat heeft geld. In Duitschland, ver in Hessen, woonde 't volk der Katten, Die, door den buur getergd, 't wanhopig plan opvatten Te wijken voor de macht. Zij hollen boomen uit; Zoo maakt zich elk in haast een primitieve schuit, Om in zoo'n hollen stam den Rijnstroom af te zakken. Zij hadden roer noch zeil; zij stuwden zich met takken. En wie niet mee mocht zakken in een hollen boom, Staat daar in wanhoop aan den oever van den stroom;