Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/219

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

203 Ik zwijg ook van den toestand, Dien j ' eiken dag doorleeft, RrrrringI! — Gott strafe 't telefoongebroed! — dat juf geen aassem geeft. RrrrringI! RrrrringI! RrrrringI! RrrrringI! Bah! — 'k Smijt den horen neder Op 't toestel met een kwak Maar 'k hou mijn telefoon toch maar, want 'k vin 't een groot gemak. 8. OPGEMERKT. Jubelrijm, met verzoek aan de Vaderlandsche sigarenfabrikanten. „Vele kopstukken op elk gebied woonden de uitvoering van de leerlingen der Tooneelschool bij ; onder de genoodigden merkten wü op —, —, •—, — —, —, —, en Charivarius." Tel. (

Hiep, hiep, hoera! 'k ben „opgemerkt!" Ik ben tot „kei" verheven! Ik ben gesticht, gesteund, gesterkt, Als had 'k bij Kuyper-zelf gekerkt, Mijn vreugd is grensloos, onbeperkt, Ik voel mij 'opwaarts zweven, Als zonnevoog'len, goudgevlerkt, Naar witte wolkjes, blauw-omzwerkt En, lig 'k i n 't graf eens, zwaar-bezerkt, Dan heb ik niet voor niets gewerkt, Niet vrucht'loos was mijn leven! Wat heb ik, arme, jaar en dag, Die glorie moeten derven! Waar 'k naamloos, — schoon ik zeggen mag: Van onberispelijk gedrag — (Applaus van links; van rechts: gelach) Door 't leven rond moest zwerven. Wat zuchtte ik dikwijls wee en ach, In stille smart en zelf beklag, Als ik mijn droevig lot voorzag, Om, zonder wimpel, zonder vlag, „Onopgemerkt" te sterven! En thans ! Vertoon 'k me nu en dan In Flora, in IJrascati, In Monico of in de Pan, In hoogen hoed en Astrakan,