Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/66

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

50 13. IN D E N GTJLDEN RIDDERTIJD. („In den Gulden Riddertijd." — Marlowe-Pisuisae.)

In den gulden riddertijd Was er schoonheid in den strijd, Streed men niet i n leelijk kakhi, Maakten handelaars geen zaakie Uit den oorlog, met profijt — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Was er stoere eerlijkheid, Waren er geen persberichten Om het volk valsch voor te lichten, Haat te zaaien, haat en nijd — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Raakte men zijn hoofd niet kwijt, Hooggeleerde professoren Deden geen betoogen hooren Mal van oppervlakkigheid — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Trad de ridder kalm in 't krijt, En geen dikke telegrammen Om den moed te doen ontvlammen Werden onder 't volk verspreid — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Werd er stevig gerammeid, Hard geslagen, fel gestooten, Maar niet met dum-dum geschoten, Die 't gebeent' i n splinters splijt — In den gulden riddertijd. In den gulden riddertijd Was op d' open zee de strijd, Deden geen verborgen mijnen Schepen machinaal verdwijnen, Zonder moed en dapperheid — In den gulden riddertijd.