Page:Ruize-rijmen 1922.pdf/94

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page does not need to be proofread.

78 Want waardoor liep bij ons de zaak van meet af aan zoo vlot? Van wege d' assistentie van Mijn eigen, ouden God. Je legt het af. Je wordt getrapt, en bovendien bespot, Maar 't is geen wonder: jullie hebt geen eigen, ouden God. „Wij missen eenheid," zegt Lloyd George, hoe komt de vent zoo zot? Je mist geen eenheid, neen, je mist een eigen, ouden God! Je luksburgt vreemde schepen niet met man en muis kapot, Want jullie hebt niet zooals Ik een eigen, ouden God. Toen Grey een conferentie vroeg, toen weigerde Ik 'm bot; Ik vond 't niet noodig: Ik had toch een eigen, ouden God. Ik brak Mijn woord, en het verdrag verscheurde Ik, als een vod; Dat mocht Ik doen, want Ik bezit een eigen, ouden God. Gehoorzaamt, volk'ren, dan devoot Mijn Keizerlijk gebod; Wat Ik wil, en Mijn generaals, dat is de wil van God!!

36.

ONZE OUDE.

„Und alle diese Siege verdanken wir nur Einem. Das ist unser alte Gott.'* Wilhelm, t. K.

Wie met zeekren stijl vertrouwd is, Heeft gemerkt dat keer op* keer Wordt gezegd dat God zoo oud is: „Onze oude God, de Heer." Altijd weer die Oude, Oude, Die ons zoo'n goed hart toedraagt, Wat dat toch beduiden zoude? Heb 'k me dikwijls afgevraagd. Waarom toch dat veelverspreide „Onze Oude" steeds? Waarom? Waarom is men toch zoo blijde Over 's Heeren ouderdom? Is 't de hoop waarin wij leven, Dat „Onze oude God"... misschien... Wat in B e l g i ë is bedreven Niet meer goed heeft kunnen zien?...