Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1026

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SERF.


  • weather was — = het weer was helder; —ness = Serenity, [s[e]r`eniti], helderheid, kalmte, doorluchtigheid.
  • Serf, [s[â]f], slaaf, lijfeigene; —age, —dom, —hood, —ism = lijfeigenschap.
  • Serge, [s[â]d[vz]], serge.
  • Sergeant, [s`âd[vz]'nt], deurwaarder; sergeant (milit. = [s|erd[vz]`ant]): — at-Arms = soort intendant en ceremoniemeester van het Lagerhuis; — at-Law, i. e. vóór 1873 werd aan sommige Barristers de rang van Sergeant toegekend; —-drummer = tamboer-majoor (zoo ook —-piper en —-trumpeter, voor de pijpers en trompetters); —-major = sergeant-majoor; —cy = rang van sergeant = —ship.
  • Serial, [s`îri[e]l], tot eene reeks behoorende, periodiek, in opvolgende nummers; subst. tijdschrift, verhaal, dat bij gedeelten (in een tijdschrift) verschijnt: The novel first appeared in — = in afleveringen, als feuilleton; Seriate, [s`îri|it] = Serial; Seriatim, [s|îri`e`itim], in geregelde orde of opvolging.
  • Sericulture, [s`erik|[a]lt[vs][e]], zijdewormenteelt.
  • Series, [s`îr(j)îz], reeks, opvolging.
  • Serin, [s`erin], sijsje.
  • Serio, [s`îri|o|u] (in samenst.), ernstig; —-comic(al) = half ernstig, half komisch.
  • Serious, [s`îri[e]s], ernstig, plechtig, gevaarlijk: I am quite — = ik meen het in vollen ernst; You mustn't take things too —ly = de zaken niet te ernstig opnemen; subst. —ness.
  • Serjeant, [s`âd[vz]'nt], Zie Sergeant.
  • Sermon, [s`[â]m'n], preek, vermaning, leerrede: The — on the Mount = de Bergrede; To deliver (To preach) a —; —ize = preeken (ook fig.).
  • Seron, [s[e]r`on], Seroon, [s[e]r`ûn], baal Paraguay thee, mand rozijnen, etc.
  • Serous, [s`îre?]s], waterachtig, dun, als wei; Serosity, [sir`ositi], waterigheid.
  • Serpent, [s`[â]pn't], slang, slanghoorn, soort voetzoeker; —-bearer = Slangendrager (sterrenbeeld); —-charmer = slangenbezweerder; —-charming = slangenbezwering; —-worship = slangenvereering; —arius, [s|[â]p'nt`êri[e]s] = —-bearer; Serpentine, [s`[â]p'nt(|a)|in], subst. slangensteen; kronkelende vijver (in Hydepark); adj. kronkelend, sluw en boosaardig; — verb. kronkelen: — verse = versregel, die met hetzelfde woord begint en eindigt.
  • Serpiginous, [s[â]p`id[vz]in[a]s], lijdend aan Serpigo, [s[â]p`a`ig|o|u], vlecht (huidziekte).
  • Serrate(d), [s`erit(id)], zaagvormig, getand; Serrature, [s`er[e]tj[e]], het getand zijn; Serrulate(d), [s`erjulit] ([—eitid]), fijn getand.
  • Serried, [s`erid], aaneengesloten, dicht samengedrongen: The — billows = elkander snel opvolgende baren; The front ranks were close — = dicht opeengedrongen.
  • Serum, [s`îr'm], serum: — treatment.
  • Serval, [s`[â]v'l], Afrikaansche boschkat.
  • Servant, [s`[â]v'nt], bediende, knecht, meid, dienaar, dienares: I am, Your obedient — = ik heb de eer te zijn, Uw dw. Dienaar; — of all work = meid alléén; —-man, —-maid = dienstknecht, dienstmaagd;