Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1044

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SHOUGH.


  • schrootzak; —-belt = lange lederen riem voor hagel als gordel gedragen; He came off —-free = zonder kleerscheuren; —-gauge = kogelmal; —-gun = gladloops jachtgeweer; —-hole = kogelgat; —-pile = kogelstapel; —-prop = houten prop om een —-hole te stoppen; —-tower = hageltoren; A heavy —ted gun = met kogel van zwaar kaliber geladen kanon; —ted chain = ketting met kogel (voor galeiboeven); The article is too heavily —ted for the ordinary reader = al te zwaar, geleerd; —ten = de kuit geschoten hebbende; ontwricht; gestremd.
  • Shough, [[vs]ok], ruige hond.
  • Should, [[vs]ud], imperf. van shall: Tell him so if he — come = als hij mocht komen; Not as it — be = niet zoo het hoort; As who — say = alsof iemand zou zeggen; No better than they — be = niet beter dan dat soort gewoonlijk is.
  • Shoulder, [[vs]`o`uld[e]], subst. schouder, schoft, schouderstuk; — verb. met den schouder duwen, krachtig duwen, op den schouder nemen, òvernemen (van het geweer): One — of mutton draws (drives) down another = hoe meer men heeft, hoe meer men wil hebben; — of mutton sail = driehoekig bootzeil; No sooner was he in the room, than she attacked him straight from the — = in ééns, op den man af; He clapped me on the — saying: You are my prisoner = hij legde de hand op mijn schouder; He gave us the cold — = zag ons met den nek aan; I have a good deal on my —s just now; He has round —s = een ronden rug; He hit out straight from the — = gaf een krachtigen slag; You cannot put old heads upon young —s = jeugd heeft geen deugd; Put (set) your — to it = zet er uw schouder onder; To rub —s = in nauwe aanraking komen; He shrugged his —s = hij haalde de schouders op; To stand — to — = schouder aan schouder staan; You have taken too much on your —s; — arms! = over 't geweer; I —ed the responsibility = nam{{... op mij; He —ed me aside = duwde mij op zij; The French were —ed off the direct way to Berlin = werden belet direct op Berlijn aan te rukken; —-belt = draagband; —-blade, —-bone = schouderblad; —-knot = schouderbedekking; —-points = vangsnoeren; —-shotten = lam in de schouders (van paarden); —-slip = schouderontwrichting; —-strap = schouderriem, schouderklep; He is a broad—-ed fellow = breedgeschouderd.
  • Shout, [[vs]aut], subst. gejuich, geroep; — verb. juichen, hard roepen: They —ed like anything = juichten "van je welste"; To — newspapers in the street = luidkeels (met) kranten venten; —er.
  • Shove, [[vs][a]v], subst. duw, stoot; — verb. duwen, stooten, voortduwen: — the animal at the hedge = drijf, duw, jaag naar; The measure was —d by = terzijde gelegd, verworpen; We —d from shore = duwden af.