Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1055

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SITUATE.


  • Siren, [s`a`ir'n], subst. sirene (ook Sirene, [sair`în]); misthoorn; adj. betooverend, bekorend: — song.
  • Sirene, [sair`în], meter van geluidstrillingen.
  • Sirius, [s`iri[e]s], hondsster.
  • Sirkar, [s`[^a]ka], het gouvernement, chef, Hindoesch ambtenaar.
  • Sirloin, [s`[^a]l|ô|in], lendestuk v. een rund.
  • Siroc(co), [sir`ok(ou)], sirocco, heete Z.O. wind.
  • Sirrah, [s`ir[e]], vent, kerel, schavuit, meid.
  • Sirup, [s`ir[e]p], stroop. Zie Syrup.
  • Siskin, [s`iskin], sijsje.
  • Sister, [s`ist[e]], zuster: Holy — = non; — of Charity (Mercy) = liefdezuster; —-in-law = schoonzuster; —hood = alle zusters, zusterschap; —ly = zusterlijk.
  • Sisyphean, [s|isif`î[e]n], Sisyphus - -; Sisyphus, [s`isif[a]s], Sisyphus: Task (Toil) of — = Sisyphus arbeid.
  • Sit, [sit], zitten, zitting hebben, liggen, blijven, wonen, broeden, passen; subst. het zitten: The faultless — of her hat = het onberispelijk zitten; One's clothes get the — by having them on some time = zitten eerst goed als, etc.; He —s a horse very well = hij rijdt goed; When the House is —ting; — down, Sir = ga zitten, mijnheer; To — down at a meal; The French sat down before the town = legerden zien voor; To — for one's portrait = poseeren; He sat on me and ordered me about = zat mij op den kop; These fineries well on you = staan u goed (ook fig.); He sat on and on = bleef maar zitten; We sat out the concert = bleven tot het laatst; They sat out the dance = bleven onder dien dans zitten; They were —ting out = zaten buiten; Did you ever — under that clergyman? = gingt gij geregeld ter kerk bij; To — up = opblijven, opzitten (ook om te vrijen), op (mogen) blijven: He sat up in bed = ging overeind zitten; His productions made his friends "— up" = deden verstomd staan; To — upon a committee = lid zijn van een commissie; That sorrow —s heavily upon him = drukt hem ter neer; They sat in judgment upon life and death = zij beraadslaagden en beslisten over; He did not choose to be sat upon = wou zich niet op den kop laten zitten; Boys always complain of being sat upon = dat ze op den kop worden gezeten; A —-down supper = souper waarbij men aanzit; —-fast = blijvend, stoelvast; —ter = zitter; broedende vogel. Zie Sitting.
  • Site, [sait], ligging, bouwterrein: Plan of — = situatie-teekening.
  • Sitting, [s`iti[n,]]: I read the book at one — = in eens; adj.: —-place; —-room = ruimte; woonkamer.
  • Situate, [s`itjuit] = —d, [s`itjueitid], geplaatst, gelegen, vast geplaatst: The palace is — on a height = ligt op; How are you —d? = hoe staat het met u; Situation, [s|itju`e`i[vs]'n], ligging, toestand, betrekking, omstandigheden: In this — of things = stand van zaken; She was always in a — = in gezegende omstandigheden; We are in a — to make this offer = in staat; He is out of — = buiten betrekking.