Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1097

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SQUEEZABLE.


  • *ber = het vierkant van een getal; — party = gezelschap van 4 personen; — root = vierkantswortel; I had a good — talk with him = oprecht, eerlijk gesprek; It is not the — thing to do so = billijk, eerlijk; A — set man = vierkante; I will see if I can come — (= even) with you = het u betaald kan zetten; He tried to — the circle = trachtte de quadratuur van den cirkel, d. i. het onmogelijke, te vinden of te doen; Let us — the constable = zien om te koopen; To — difficulties = uit den weg ruimen; He —ed his enemy = overwon, maakte onschadelijk; I will — these fellows = afrekenen met; The yards were —d = de ra's werden vierkant gebrast; He —d himself up to more than his usual height = verhief zich, rekte zich; He —d himself = zette zich in postuur; I will my behaviour by yours = naar het uwe richten; After this I was —d for a start on my own hook = was ik geschikt op eigen hand te beginnen; Though he might be —d to bolt, he could not be —d to do murder = al kon hij tot de vlucht, hij kon niet tot moord overgehaald worden; This does not — with what you told me = dat klopt niet met; How shall we our duty to the State with our duty to God? = overeenbrengen met; —-built = breedgeschouderd; —-dealing = eerlijkheid, rechtschapenheid; —-face = Hollandsche jenever; —-rigged = met razeilen, fijn gekleed; —sail = razeil; —-set = —-built = —-shouldered; —-toed = pedant, ouderwetsch; —-toes = pedant, ouderwetsch mensch; subst. —ness; Squarish, [skw`êri[vs]], ongeveer vierkant.
  • Squarson, [sk`âs'n], Squire, die te gelijk geestelijke der parochie is.
  • Squash, [skwo[vs]], subst. iets zachts dat licht te kneuzen is, iets onrijps, onrijpe peulschil, schok of val van zachte dingen; pompoen; — verb. kneuzen, verpletteren, tot pulp maken of slaan; —y = zacht en week als pulp.
  • Squat, [skwot], subst. gehurkte houding, losse ertsmassa; adj. (neer)hurkend, kort, dik, plomp; — verb. neerhurken, zich zonder recht op land neerzetten: A — volume = dik (naar evenredigheid der lengte en breedte) deel; He was —ting like a frog on the other side of the fire = zat dik en opgeblazen als een kikker; A —-domed tower = met een als ineengedrongen koepel; —ter = kolonist; —ty = kort en dik.
  • Squaw, [skwô], vrouw (N. Amer. Indianen).
  • Squeak, [skwîk], subst. gegil, gepiep; — verb. gillen, piepen: We had a narrow (near) — = ontkwamen ternauwernood; —er = jonge vogel, wie of wat piept.
  • Squeal, [skwîl], subst. gil, geschreeuw (van varkens); — verb. gillen, schreeuwen.
  • Squeamish, [skw`îmi[vs]], walgend, overdreven kieskeurig; subst. —ness.
  • Squeegee, [skwîd[vz]`î], gummi-zwabber.
  • Squeezable, [skw`îz[e]b'l] = wat geperst of samengedrukt kan worden; Squeeze, [skwîz], subst. druk, drukking, gedrang, afdruk, omhelzing; — verb. drukken, afdrukken,