Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1128

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

STUFA.


  • Stufa, [st`ûf[e]], dampwolk die in vulkanische streken uit den grond komt.
  • Stuff, [st[a]f], subst. stof, materie, hoofdzaak, het wezenlijke, goederen, rommel, goed(je), dwaasheid; verb. farceeren, opvullen, volproppen, volstoppen, opzetten (van dieren), overladen, wijsmaken: He had the — of a statesman in him = was geknipt voor; What you say there is — and nonsense = klinkklare onzin; This poetry is — and trash = armzalige rijmelarij; Food —s = levensmiddelen; The — = "duiten"; A —ed tiger = opgezette; — a cold and starve a fever = bij een verkoudheid moet men veel, bij koorts weinig gebruiken; The birds had —fed their nests in all corners = hadden gestopt; —ing = werk, bladvulling, pakking, vulsel; —ing-box = werkbus, pakkingbus; —iness, subst. v. —y = benauwd, benepen, volgepropt; nijdig, eigenzinnig (Amer.): A hot and —y theatre = een heete en benauwde schouwburgzaal.
  • Stulm, [st[a]lm], galerij, gang in een mijn.
  • Stultification, [st|[a]ltifik`e`i[vs]'n], subst. v. Stultify, [st`[a]ltif|a|i], verdwazen, zich belachelijk maken; voor ontoerekenbaar verklaren; zich zelf tegenspreken (reflex.); Stultiloquence, [st[a]lt`il[e]kw'ns], ijdel gesnap, zotternij; adj. Stult`i`loquent.
  • Stumble, [st`[a]mb'l], subst. struikeling, domheid, vergissing, bok; verb. struikelen, strompelen, knoeien, met den voet tegen iets stooten, zich stooten aan (fig.), een bok schieten (fig.), toevallig treffen: Many — at a straw and leap over a block = vele menschen zijgen (zuigen) de mug uit en zwelgen den kemel door; It is a good horse that never —s = het beste paard struikelt wel eens; I stumbled on it when looking for something else = trof het toevallig; To — over a thing = struikelen; —r; Stumbling-block (—-stone) = struikelblok, steen des aanstoots.
  • Stump, [st[a]mp], subst. stomp, stronk, politieke tribune, doezelaar, paaltje van een wicket bij het cricketspel, (—s = beenen); verb. knotten, uitroeien, verbluffen, de stumps aanraken (bij cricket), doezelen, opdokken (up), strompelen, eruit snijden (it), politieke redevoeringen houden: I shall make you use your —s = je beenen maken; To bestir one's —s = beenen maken; To be (go) on the — = het land doorgaan om polit. redevoeringen te houden; He has taken to the — = houdt verkiezingsredevoeringen; Three candidates went —ing = hielden verkiezingsredevoeringen; He —ed the country = reisde al redevoeringen houdende het land af; We have —ed it = zijn er uitgesneden; Now I am —ed = zit ik er in, ben ik verlegen; To — up = opdokken; —-foot = horrelvoet; —-orator = verkiezingsredenaar, bombastisch spreker; —-oratory = verkiezingswelsprekendheid; —-speaker = —-orator; —-speech = verkiezingsrede, bombastische toespraak; —y = vul stompen, knoestig, kort en dik; subst. geld, "centen".