This page needs to be proofread.
SUPPLIANT.
- Supernumerary, [si|ûp[e]nj`ûm[e]r[e]ri], subst. ambtenaar of officier boven de formatie; figurant; adj. boven een bepaald getal.
- Superpose, [si|ûp[e]p`o`uz], leggen op; adj. S|uperpos`i`tion.
- Superroyal, [si|ûp[e]r`ô`i[e]l], formaat papier (49 bij 70 cM.; Amer. 56 bij 71 cM.).
- Supersaturate, [si|ûp[e]s`atjur|e|it], oververzadigen; subst. S|upersatur`ation.
- Superscribe, [si|ûp[e]skr`a`ib], schrijven op of boven, adresseeren; Superscr`i`ption = opschrift, adres.
- Supersede, [si|ûp[e]s`îd], afschaffen, opschorten, ter zijde stellen, vervangen, noodeloos maken: To be —d in the command = van het bevel worden ontheven; Supersedeas, [si|ûp[e]s`îdias], bevel tot opschorting of schorsing; Supersedure, [si|ûp[e]s`îdj[e]], opschorting, afschaffing, schorsing.
- Supersensible, [si|ûp[e]s`ensib'l], bovenzinnelijk = Supersensual, [si|ûp[e]s`en[vs]uel].
- Supersession, [si|ûp[e]s`e[vs]'n] = Supersedure.
- Superstition, [si|ûp[e]st`i[vs]'n], bijgeloof, bijgeloovigheid, òverpreciesheid; S|uperst`i`tious = bijgeloovig, overprecies, nauwgezet: — practices, uses = bijgeloovige praktijken; subst. —ness.
- Superstratum, [si|ûp[e]str`e`it'm], bovenste laag.
- Superstructure, [si|ûp[e]str`[a]ktj[e]], bovenbouw.
- Superterrestrial, [si|ûp[e]t[e]r`estri[e]l], bovenaardsch.
- Supervene, [si|ûp[e]v`în], bijkomen, onverwacht gebeuren of er tusschen komen, verrassen; Supervenient, [si|ûp[e]v`înj'nt], bijkomend; subst. S|uperv`e`ntion.
- Supervise, [si|ûpev`a`iz] as below], het toezicht hebben of houden op, inspecteeren; Supervision, [si|ûpev`i[vz]'n]], opzicht, toezicht: Under police — (— of the police) = onder voortdurend politietoezicht; Supervisor, [siûp[e]vaiz[e]], opziener, inspecteur; S|uperv`isory power = bevoegdheid om toezicht te houden.
- Supination, [si|ûpin`e`i[vs]'n], achteroverligging, ligging v. de hand met de palm naar boven.
- Supine, [si`ûpain], supinum (gramm.).
- Supine, [siup`a`in], achteroverliggend, hellend; onverschillig, werkeloos; subst. —ness.
- Supper, [s`[a]p[e]], subst. avondeten, avondmaal: We have partaken of the Lord's — = aan het Avondmaal deelgenomen: —-time = tijd van avondeten; —less: To go —less = geen avondeten krijgen.
- Supplant, [s[e]pl`ânt], verdringen, verdrijven, den voet lichten; subst. —`ation; —er.
- Supple, [s`[a]p'l], adj. buigzaam, lenig, meegevend, meegaande, vleierig, kruipend; — verb. buigzaam en lenig maken of worden, buigen (fig.), afrijden, zich schikken; —-jack = gladbladige paulinia; sterke en lenige wandelstok; subst. —ness.
- Supplement, [s`[a]pliment], subst. toevoegsel, aanvulling, supplement, toelage; — verb. aanvullen ([s[a]plim`ent]); —al, —ary, [s|[a]plim`ent'l], [s|[a]plim`ent[e]ri], aanvullend, bijvoegend, bijgevoegd.
- Suppliant, [s`[a]pli[e]nt], Supplicant, [s`[a]plikn't], subst. smeeker, nederig verzoeker; adj. smeekend, verzoekend; Supplicate, [s`[a]plik|e|it], smeeken, vragen, bidden: S|uppli-*