Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1145

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SUSPEND.


  • (inspectie)bezoek; —r; Surprising = verbazingwekkend, buitengewoon; subst. —ness.
  • Surrebut, [s[^a]rib`[a]t], voor de vijfde maal repliceeren (jur.); —ter = vijfde wederantwoord; Surrejoin, [s[^a]ridz`ôin]], voor de derde maal repliceeren; —der = derde wederantwoord.
  • Surrender, [s[e]r`end[e]], subst. overgave, uitlevering; verb. overgeven, uitleveren, afstaan, afstand doen, zich overgeven (aan): The town —ed to the enemy at discretion = gaf zich over; To — upon terms = op voorwaarden; —er.
  • Surreptitious, [s|[a]r[e]pt`i[vs][e]s], op slinksche wijze, bedriegelijk, heimelijk: — edition = nadruk.
  • Surrey, [s`[a]ri].
  • Surrogate, [s`[a]r[e]g|it], subst. plaatsvervanger; —ship.
  • Surround, [s[e]r`a`und], subst. soort buffeljacht door omsingeling, de keten van jagers die omsingelt; verb. omringen, omsingelen, insluiten: —ing country = —ings = omgeving: London and its —ings = zijne omgeving.
  • Surs`olid, [s[^a]s`olid], vijfde macht v. een getal.
  • Surtax, [s`[^a]taks], extra belasting.
  • Surtax, [s[^a]t`aks], extra belasten.
  • Surtout, [s[^a]t`ût], overjas.
  • Surveillance, [s[^a]v`e`il(j)'ns], toezicht.
  • Survey, [s[^a]vei], overzicht, inspectie, taxatie, meting; douanedistrict (Amer.): He took a — of the matter = nam op, onderzocht.
  • Survey, [s[^a]v`e`i], overzien, het toezicht houden op, nauwkeurig opnemen, scherp onderzoeken, meten (van land), peilen; —ing-chain = meetketting; —or = opziener, opzichter, administrateur, landmeter; verificateur (Amer.); —orship.
  • Survival, [s[^a]v`a`iv'l], het overlèven, het blijven bestaan, in leven blijven, laatst overgeblevene, overblijfsel: — of the fittest = het overlèven van de krachtigste individuen.
  • Survive, [s[^a]v`a`iv], overlèven, nog leven, in leven blijven: He will — his next birthday = zal nog halen; They are all dead, but he —s = hij is er nog; Those who — = de overlèvenden; Surviver, Survivor = langstlevende: The —s of the wreck = zij die er het leven hebben afgebracht; —ship = voordeel, dat den langstlevende toevalt.
  • Susan, [s`ûz'n], [si`ûz'n], Suzanne, Suze; Susanna, [s(j)uz`an[e]], Susanna.
  • Susceptibility, [s[e]s|eptib`iliti], subst. v. Susceptible, [s[e]s`eptib'l], vatbaar, toegankelijk, gevoelig, teeder; —ness = teergevoeligheid; Susceptive, [s[e]s`eptiv], vatbaar, toegankelijk; subst. —ness.
  • Suspect, [s[e]sp`ekt], vermoeden, verdenken, wantrouwen, achterdocht koesteren, vreezen; subst. een verdacht persoon; —ed = verdacht; subst. —edness; —er.
  • Suspend, [s[e]sp`end], ophangen, hangen aan, opschorten, schorsen, doen ophouden, staken, suspendeeren, stremmen: The lamp was —ed by a chain to the ceiling = hing; To — hostilities = schorsen; I wish to — my judgment = op te schorten; The