Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1153

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

SYMPATHETIC.


  • —-shaped = zwaardvormig; —sman = soldaat, schermmeester; —smanship = schermkunst; —-stick = degenstok.
  • Swore, [swö], imperf. van to swear.
  • Sworn, [swön], gezworen, onder eede: I'll be —, that{{... = er een eed op doen, dat{{...; — broker = beëedigd makelaar; — enemies = gezworen vijanden; — friends = dikke vrienden; — statement = beëedigde verklaring.
  • Swot, [swot], inpompen; subst. wiskundige, wiskunde, blokker: It's no use —ting this up, they never set it in exams = het geeft niets of men dat erin pompt.
  • Swum, [sw[a]m], p. perf. van to swim.
  • Swung, [sw[a][n,]], imp. en p. p. van to swing.
  • Sybarite, [s`ib[e]r|a|it], verwijfd persoon, wellusteling, sybariet; adj. Sybaritic(al), [s|ib[e]r`itik('l)]; Sybaritism, [s`ib[e]r(|a)|itizm].
  • Sycamine, [s`ik[e]m|a|in], zwarte moerbezie.
  • Sycamore, [s`ik[e]m|ö], wilde vijgeboom, gewone eschdoorn; —-fig = wilde vijg.
  • Syce, [sais], Brit. Ind. rijknecht.
  • Sycomore, [s`ik[e]m|ö] = Sycamore.
  • Sycophancy, [s`ik[e]f|ansi], lage vleierij, verklikkerij, slaafschheid, pluimstrijkerij; Sycophant, [s`ik[e]f|ant], subst. lage vleier, pluimstrijker, sycophant; verb. den pluimstrijker, etc. spelen; adj. Sycophantic(al), [s|ik[e]f`antik('l)], Sycoph`a`ntish.
  • Sycosis, [saik`o`usis], baardworm.
  • Sydenham, [s`id[e]n'm]; Sydney, [s`idni]; Sylla, [s`il[e]].
  • Syllabic, [sil`abik], tot de lettergreep behoorende; Syll`a`bic|ate, tot lettergrepen vormen; Syll|abic`ation, Syll|abific`ation = verdeeling in of vorming tot lettergrepen; Syll`a`bify = Syllabic|ate; Syllable, [s`il[e]b'l], subst. lettergreep; verb. onder woorden brengen: The warning —d itself in his ear.
  • Syllabub, [s`il[e]b|[a]b]; Zie Sillabub.
  • Syllabus, [s`il[e]b|[a]s], korte inhoud, leerplan; Syllabus.
  • Syllogism, [s`il[e]d[vz]izm], syllogisme; Syllogistic, [s|il[e]d[vz]`istik], tot een — behoorende; Syllogization, [s|il[e]d[vz](|a)|iz`e`i[vs]'n], het maken v. een syllogisme; Syllogize, [s`il[e]d[vz]|a|iz], syllogiseeren.
  • Sylomite, [s`a`il[e]m|a|it], (van) imitatie-ivoor.
  • Sylph, [silf], sylphe; —id = sylphide; —like = bevallig, slank.
  • Sylvan, [s`ilv'n], bosch.., lommerrijk; subst. boschgod, Silvanus.
  • Sylvestral, [silv`estr'l], een woud bewonend, woud.., woest.
  • Sylvia, [s`ilvi[e]].
  • Symbiosis, [s|imbi`o`usis], symbiose.
  • Symbol, [s`imb'l], subst. zinnebeeld, teeken, kenteeken; adj. —ic, [simb`olik]: To be — of = voorstellen = —ical; subst. —icalness; —ics = symboliek; —ism = symbolisme; —ist; —iz`ation = zinnebeeldige voorstelling, verzinnelijking; —ize, [s`imb[e]l|a|iz], symboliseeren.
  • Symmetric(al), [sim`etrik('l)], symmetrisch; Symmetrize, [s`im[e]tr|a|iz], symmetrisch maken; Symmetry, [s`im[e]tri], symmetrie: Want (Lack) of —.
  • Sympathetic, [s|imp[e]th`etik], sympathetisch, sympathiek, sympathisch: — cures; — ink