Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1157

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.
  • She rested her foot on a — = op een steuntje, stoeltje; I can tell it you to a — = ik kan het u precies vertellen.
  • Ta, [tâ]: I'll say — for him = ik zal voor hem bedanken; Ta-ta = dá-ag (bij afscheid).
  • Tab, [tab], flapleertje van een schoen, nestel, oorklep, kanten voering in een dameshoed.
  • Tabard, [t`ab[e]d], tabbaard; mantel van een heraut; —er = getabberde.
  • Tabaret, [t`ab[e]ret], dikke gestreepte zijden stof.
  • Tabby, [t`abi], subst. moiré zijde, kalk met schelpen en kiezel. oude vrijster, gestreepte kat (= —-cat, —-kitten); adj. gewaterd, gemoireerd; verb. moireeren.