Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1235

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

TYKE.


  • fonkelen, schitteren, flikkeren: In a — = the twinkling of an eye = in een oogwenk.
  • Twinter, [tw`int[e]], koe of schaap van 2 jaar, twenter.
  • Twirl, [tw[â]l], subst. snelle draai, pirouette; — verb. snel (doen) ronddraaien: To give a thing a — = laten draaien; I —ed the teetotum = zette het A-al-tolletje; To — one's thumbs = duimpje draaien; She —ed in a polka = danste de polka.
  • Twist, [twist], subst. draai, bocht, kronkel(ing), vlecht, spuuglok, koord, tabak in rollen gedraaid, verrekking, verwikkeling; mengsel van brandewijn en jenever; — verb. draaien, vlechten, twijnen, (zich) wringen, strengelen, kronkelen, winden, verdraaien: I can — him round my (little) finger = hem om mijn vinger winden; To — up one's mustachios = opdraaien; A —ed note = knijpbriefje; Twister = verdraaiing, moeielijk vraagstuk, leugen; wervelwind (Amer.), met een draai weggeslingerde bal (cricket): He can spin a — = liegen of het gedrukt staat; Twisty = vol kronkels en bochten; A —-twirly imp = een verdraaide, in allerlei bochten verwrongen kabouter.
  • Twit, [twit], plagen, verwijten, honen: I —-ted him with his superhuman patience = ik verweet hem.
  • Twitch, [twit[vs]], subst. plotselinge ruk, zenuwtrekking (= Convulsive —); — verb. rukken, grijpen, eene zenuwtrekking hebben.
  • Twite, [twait], ringmusch, boommusch.
  • Twitter, [tw`it[e]], subst. gekweel, gesjilp, gepiep, trilling, zenuwachtigheid, schrik; — verb. kweelen, sjilpen, trillen van begeerte: To be (all) in (of) a — = beven van angst.
  • Twittle-twattle, [tw`it'ltw|ot'l], gewauwel.
  • 'Twixt, [twikst], samentr. van Betwixt: A mere — and between = tusschending.
  • Two, [tû], twee(tal): I will make him do so in — —s = "één, twee, drie"; I could smash him like — —s = kon hem te pletter slaan; To bite, cut, tear in — = in tweeën; He will always put — and — together = zijne gewoonte is te vergelijken, alles in aanmerking te nemen; A —-edged sword = tweesnijdend; —-faced = met twee gezichten, bedriegelijk, onoprecht; —fold = tweevoudig, dubbel; A —-foot ruler = liniaal van twee voet; —-handed = met twee handen (te hanteeren); We made a —-hour stop at the hotel = rustten twee uur; —-masted; —-pair = twee trappen hoog: A —-pair front (back) = voorkamer (achterkamer) twee hoog; —pence, [t`[a]p'ns], dubbeltje: He is not good for —pence = geen lor waard; Not to care —pence for = geen lor geven om; —penny, [t`[a]p[e]n|i], van twee stuiver waarde, gering: —penny tube = electr. ondergrond. Londensche spoorweg; —penny-half penny, [t`[a]p'ni-h`e`ip'ni], van geringe waarde, onbeteekenend; —tails = olifant.
  • Tybalt, [t`ib[e]lt]; Tyburn, [t`a`ib[e]n], vroegere gerechtsplaats (Londen); —-tree = galg.
  • Tyke, [taik], hond; bewoner van Yorkshire.