Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1242

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

UNAPPROVED.


  • Unapproved, [|[a]n[e]pr`ûvd], niet goedgekeurd.
  • Unapt, [[a]n`apt], ongeschikt, ongenegen; subst. —ness.
  • Unarm, [[a]n`âm], ontwapenen, de wapenen neerleggen; —ed = ongewapend, bloot.
  • Unarrested, [|[a]n[e]r`estid], onbelemmerd.
  • Unartistic, [|[a]nât`istik], onartistiek.
  • Unascertainable, [[a]n|as[e]t`e`in[e]b'l], wat niet uitgemaakt of uitgevorscht kan worden; Un|ascert`a`ined = niet zeker bekend.
  • Unashamed, [|[a]n[e][vs]`e`imd], zonder schaamte.
  • Unasked, [[a]n`âs(k)t], ongevraagd, ongenood.
  • Unassailable, [|[a]n[e]s`e`il[e]b'l], onaantastbaar, onbetwistbaar; |Unass`a`iled = onbetwist.
  • Unassignable, [|[a]n[e]s`a`in[e]b'l], niet over te dragen of toe te wijzen; |Unass`igned.
  • Unassimilable, [|[a]n[e]s`imil[e]b'l], niet te assimileeren; |Unass`i`milated.
  • Unassisted, [|[a]n[e]s`istid], zonder hulp.
  • Unassociated, [|[a]n[e]s`o`u[vs]eitid], niet vereenigd.
  • Unassuaged, [|[a]n[e]sw`e`id[vz]d], niet bevredigd of gestild.
  • Unassuming, [|[a]n[e]si`ûmi[n,]], bescheiden, niet aanmatigend.
  • Unattached, [|[a]n[e]t`at[vs]t], niet verbonden, niet toegedaan, extern, à la suite, niet in beslag genomen of benaderd; los: Colonel — = à la suite; — students = extern, niet in een college wonend.
  • Unattainable, [|[a]n[e]t`e`in[e]b'l], onbereikbaar; subst. —ness.
  • Unattempted, [|[a]n[e]t`emtid], onbeproefd.
  • Unattended, [|[a]n[e]t`endid], onvergezeld, zonder gevolg, verwaarloosd.
  • Unau, [j`ûnô], [jun`ô], tweeteenige luiaard.
  • Unaudited, [[a]n`ôditid], niet nagezien of verevend.
  • Unauthenticated, [|[a]nôth`entik|e|itid], niet bekrachtigd, waarvan de echtheid niet bewezen is.
  • Unauthorised, [[a]n`ôth[e]r|a|izd], onbevoegd, onwettig, niet echt.
  • Unavailable, [|[a]n[e]v`e`il[e]b'l], onbruikbaar, ongeldig; subst. —ness; Unavailing = nutteloos.
  • Unavenged, [|[a]n[e]v`en[vz]d], ongewroken, ongestraft.
  • Unavoidable, [|[a]n[e]v`ô`id[e]b'l], onvermijdelijk; subst. —ness.
  • Unavowed, [|[a]n[e]v`a`ud], niet erkend.
  • Unaware, [|[a]n[e]w`ê[e]], adj. onwetend, onwillekeurig, zorgeloos, onattent; —(s), adv. plotseling, onverhoeds, onverwachts.
  • Unawed, [[a]n`ôd], onbeschroomd.
  • Unbacked, [[a]nb`akt], niet gesteund, nog niet gedresseerd om een ruiter te dragen; paard waarop niet gewed is.
  • Unbag, [[a]nb`ag], (den vos) uit den zak laten; uitbrengen.
  • Unbaked, [[a]nb`e`ikt], niet gebakken, ongaar, onrijp.
  • Unbalanced, [[a]nb`al'nst], niet in evenwicht, niet vereffend.
  • Unballasted, [[a]nb`al[e]stid], zonder ballast, onvast.
  • Unbandaged, [[a]nb`andid[vz]d], zonder verbanden.
  • Unbaptized, [|[a]nbapt`a`izd], ongedoopt.
  • Unbar, [[a]nb`â], ontgrendelen, ontsluiten.