Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1243

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

UNBORN.


  • Unbated, [[a]nb`e`itid], onverzwakt, niet stomp gemaakt.
  • Unbathed, [[a]nb`e`idhd], niet bevochtigd.
  • Unbattered, [[a]nb`at[e]d], niet gekneusd of gedeukt.
  • Unbearable, [[a]nb`êr[e]b'l], ondragelijk.
  • Unbearded, [[a]nb`î[e]did], baardeloos.
  • Unbeaten, [[a]nb`ît'n], niet geslagen, ongebaand, niet betreden.
  • Unbecoming, [|[a]nbik`[a]mi[n,]], ongepast, onbehoorlijk, onwelvoeglijk, niet kleedend; subst. —ness.
  • Unbefriended, [|[a]nbifr`endid], zonder vrienden, niet begunstigd.
  • Unbegot(ten), [|[a]nbig`ot('n)], niet geboren, eeuwig.
  • Unbeheld, [|[a]nbih`eld], niet aanschouwd, onzichtbaar = Unbeh`olden.
  • Unbeknowing, [|[a]nbin`o`ui[n,]], niet wetend; Unbeknown(st) = onbekend: — to me = zonder mijn voorkennis; The land of the — = het onbekende land.
  • Unbelief, [|[a]nbil`îf], ongeloof; |Unbel`i`evable = ongelooflijk; |Unbel`i`ever = ongeloovige; |Unbel`i`eving = ongeloovig.
  • Unbeloved, [|[a]nbil`[a]vd], onbemind.
  • Unbend, [[a]nb`end], ontspannen, losmaken, verslappen, gemoedelijk worden, afslaan (van zeilen): To — one's mind = zich ontspannen; —ing = onbuigzaam, stijf, hardnekkig, aan ontspanning gewijd (—hour); ook subst.
  • Unbenefited, [[a]nb`en[e]f|itid], geen voordeel trekkend uit, niet begunstigd door.
  • Unbeseeming, [|[a]nbis`îmi[n,]], ongepast; subst. —ness.
  • Unbesought, [|[a]nbis`ôt], ongevraagd, vrijwillig.
  • Unbespeak, [[a]nbisp`îk], afzeggen, herroepen.
  • Unbewailed, [|[a]nbiw`e`ild], onbetreurd.
  • Unbias(s)ed, [[a]nb`a`i[e]st], onpartijdig; subst. —ness.
  • Unbidden, [[a]nb`id'n], vanzelf, ongenood: Her tears started — = vloeiden onwillekeurig.
  • Unbigoted, [[a]nb`ig[e]tid], vrij van dweeperij.
  • Unbind, [[a]nb`a`ind], losbinden, bevrijden.
  • Unblam(e)able, [[a]nbl`e`im[e]b'l], onschuldig, onberispelijk, onlaakbaar; subst. —ness.
  • Unbleached, [[a]nbl`ît[vs]t], ongebleekt.
  • Unblemished, [[a]nbl`emi[vs]t], onbevlekt, smetteloos.
  • Unblended, [[a]nbl`endid], onvermengd.
  • Unblessed, Unblest, [[a]nbl`est], ongezegend, ellendig, vervloekt.
  • Unblinkered, [[a]nbl`i[n,]k[e]d], zonder oogkleppen, met open oogen: His eyes were — by fees = hij deed geen oogje dicht om een fooi.
  • Unbloody, [[a]nbl`[a]di], niet bedoeld of bloeddorstig: — sacrifice = bloedlooze offerande.
  • Unblotted, [[a]nbl`otid], on(uit)gevlekt.
  • Unblunted, [[a]nbl`[a]ntid], niet verstompt of versuft.
  • Unblushing, [[a]nbl`[a][vs]i[n,]], schaamteloos.
  • Unbodied, [[a]nb`odid], onlichamelijk, van het lichaam bevrijd of ontdaan.
  • Unboiled, [[a]nb`ô`ild], ongekookt.
  • Unbonnet, [[a]nb`on[e]t], de muts of den hoed afnemen of afzetten, ontblooten.
  • Unborn, [[a]nb`ön], ongeboren, toekomstig.