This page needs to be proofread.
UNBORROWED.
- Unborrowed, [[a]nb`oroud], niet ontleend, oorspronkelijk, echt.
- Unbosom, [[a]nb`uz'm]: He —ed himself = stortte zijn hart uit.
- Unbought, [[a]nb`ôt], ongekocht.
- Unbound, [[a]nb`a`und], niet gebonden.
- Unbounded, [[a]nb`a`undid], onbegrensd, eindeloos; subst. —ness.
- Unbrace, [[a]nbr`e`is], losmaken (-gespen, -knoopen): —d drums = ontspannen trommen.
- Unbred, [[a]nbr`ed], ongemanierd, onkundig.
- Unbreeched, [[a]nbr`ît[vs]t], zonder broek.
- Unbridle, [[a]nbr`a`id'l], aftoomen, loslaten; —d = ongetoomd, losbandig, uitgelaten.
- Unbroke(n), [[a]nbr`o`uk('n)], on(af)gebroken, regelmatig, ongeschonden, niet afgereden, onverminderd, ongestoord.
- Unbrotherly, [[a]nbr`[a]dh[e]li], onbroederlijk, onvriendelijk, onnatuurlijk.
- Unbuckle, [[a]nb`[a]k'l], losgespen.
- Unbuilt, [[a]nb`ilt], ongebouwd.
- Unburden, [[a]nb`[^a]d'n], ontlasten, afwerpen, ontdekken, openbaren: He had something to — = op 't hart; When I have any —ing to do, there's always mother = iets op 't hart heb; To — oneself = zijn hart uitstorten.
- Unburied, [[a]nb`erid], onbegraven.
- Unburned, [[a]nb`[^a]nd], Unburnt, [[a]nb`[^a]nt], ongebrand, onverbrand.
- Unburthen, [|[a]nb`[^a]dh[e]n] = Unburden.
- Unbusinesslike, [[a]nb`izn[e]sl|a|ik], niet overeenkomstig de handelsusanties, onpractisch.
- Unbutton, [[a]nb`[a]t'n], losknoopen.
- Uncalled, [[a]nk`ôld], ongeroepen: Your pity is — for = is te onpas, niet noodig; Your jealousy is — for = uwe jaloerschheid is zonder grond, onredelijk.
- Uncancel(l)ed, [[a]nk`âns[e]ld], niet doorgehaald, niet opgeheven.
- Uncanny, [[a]nk`ani], onvoorzichtig, roekeloos, onzeker, hevig, sterk, geheimzinnig: — legal documents = geheimzinnige, duistere documenten; The contrast between the shining eyes and the impassive face was so extraordinary as to be almost — = dat het haast iets spookachtigs had; The faces of our departed youth have an — trick of rising up suddenly = duiken op onverklaarbare wijze op.
- Uncanonical, [|[a]nk[e]n`onik'l], niet kanoniek: — hours = uren waarop geene huwelijksinzegening mag plaats hebben (in Engeland tusschen 8 a.m. en 3 p.m.); subst. —ness.
- Uncap, [[a]nk`ap], openen, de bedekking afnemen: —ped = met ongedekt hoofd.
- Uncape, [[a]nk`e`ip], het kapje (van den valk) afnemen; de honden loslaten; den vos uit den zak laten.
- Uncared, [[a]nk`ê[e]d], zonder dat er op gelet wordt: There he lay — for = verwaarloosd.
- Uncarpeted, [[a]nk`âp[e]tid], zonder vloerkleed.
- Uncase, [[a]nk`e`is], uit de bedekking of étui nemen, openbaren, ontplooien (v. h. vaandel), ontkleeden.
- Unceasing, [[a]nsîsi[n,]], onophoudelijk.
- Unceremonious, [|[a]ns|er[e]m`o`unj[e]s], zonder complimenten, familiaar.
- Uncertain, [[a]ns`[^a]tin], onzeker, grillig, onvast, dubbelzinnig, weifelend, wispelturig: