Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1250

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

UNDER.


  • leggen, steunen: Sand underlaid with clay = op klei rustend zand; subst. ([`[a]nd[e]l|e|i]) onderlegger; —-lease = onderpacht, onderhuur; —l`et = onderverhuren; onder de waarde verhuren; —letter = onderhuurder, die onder de waarde verhuurt; —l`i`e = liggen onder, ten grondslag liggen, gebonden zijn aan: He —lay the accusation contained in those words = had de hand in; —l`ine = onderstrèpen; —linen; —ling = ondergeschikte; —lip; —lock = wol onder den buik van een schaap; —manned, [|[a]nd[e]m`and], niet voldoende van manschappen voorzien; —masted, [|[a]nd[e]m`âstid], niet voldoende van masten voorzien; —mentioned = nagenoemde; —m`ine = ondermijnen, benadeelen; —m`iner = ondermijner, geheime of stille vijand; —most = onderste; —neath, [[|a]nd[e]n`îth], [|[a]nd[e]n`îdh], beneden, onder; —part = ondergeschikte rol, minder belangrijk deel; —p`a`y = onvoldoend bezoldigen of betalen: The poor seamstresses are shamefully —paid = worden schandelijk slecht betaald; —p`a`yment; —peopled, [`[a]nd[e]p|îp'ld], [|[a]nd[e]p`îp'ld], te schaars bevolkt; —p`i`n = ondersteunen, stutten; —plot = episode. nevenintrige; —-policed, [|[a]ndep[e]l`îst], niet voldoende van politie voorzien: London is very much —-policed = heeft veel te weinig politie; —price = spotprijs; —proof = beneden normale sterkte; —pr`o`p = ondersteunen, stutten; —r`ate = onderschàtten, te laag waardeeren; —r`u`n = onderdoorloopen of varen; —score, [|[a]nd[e]sk`ö], onderschrappen; —s`e`l`l = verkoopen onder de waarde en goedkooper dan; —set = benedenstroom (tegen den bovenstroom in); — shot = bewogen door onderdoorstroomend water: —shot wheel; —shrub = kreupelhout; —sign, [|[a]nd[e]s`a`in], onderteekenen: The —signed = de ondergeteekende(n); — sized = onder de middelbare grootte; — soil = ondergrond; The schools are —st`a`f`fed = hebben te weinig personeel; —st`a`nd = begrijpen, verstaan, vernemen, overtuigd zijn, meenen, aannemen, opmaken: He could not make himself —stood = kon zich niet verstaanbaar maken, werd niet begrepen; Such things are —stood = spreken vanzelf; We —stand that many are expected = wij vernemen; I was given to —stand = mij werd te kennen gegeven; He will have me —stand = wil dat ik begrijpe; I —stand from what you say = maak op uit hetgeen ge zegt; You'll have to —stand yourself with him = zult u met hem moeten verstaan; —st`a`ndable = begrijpelijk; Not —standed of the people = niet door het volk begrepen; —standing, subst. verstand, begrip, kennis, verstandhouding, oordeel; adj. bekwaam, verstandig, ervaren: We could not come to an —standing with him = tot een schikking komen; I will do it on the (with this) —standing that you help me = mits, met dien verstande dat; —st`ate = niet de volle waarheid mededeelen; —st`atement = onderschatting, te lage opgaaf; —strapper = ondergeschikte; —strapping = onderge{{peh