Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1311

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

WASP.


  • Warrior, [w`orj[e]], krijgsman.
  • Warsaw, [w`ösô].
  • Wart, [wöt], wrat: —-hog = soort van Amer. wild zwijn; —-wort = kroontjeskruid; —less = zonder wratten; —y = vol wratten, wratachtig.
  • Warwick, [w`orik]; —shire, [w`orik[vs][e]].
  • Wary, [w`êri], omzichtig, behoedzaam.
  • Was, [woz], imperf. (enkelv.) van to be.
  • Wase, [weiz], [weis], kussen door sjouwers op het hoofd gedragen.
  • Wash, [wo[vs]], subst. wassching, de wasch, slappe thee, spoeling, kabbeling, golfslag, kielwater, aanslibbing, moeras, watertje voor de toilettafel, dunne metaallaag, vernisje, dun verflaagje, schijnkoop; verb. wasschen, afwasschen, afspoelen, bespoelen, uitwisschen, met eene dunne verflaag bedekken, met een metaallaagje bedekken, reinigen (van erts): The — and turmoil of the water = het klotsen en de beroering; I'll do the — = ga de wasch aan kant maken; To give one's face a — = zich het gezicht wasschen; We must have a — = ons eens wasschen; I have sent them to the — = heb ze in de wasch gedaan; This soap won't — clothes = met deze zeep kunnen geen kleeren gewasschen worden; It don't — = kan niet gewasschen; That won't — = dat gaat niet (op); To — dishes = borden wasschen; To — one's hands of = zijne handen in onschuld wasschen; zijne handen aftrekken van; All their sins were —ed away = zij werden van al hunne zonden gereinigd; Those spots cannot be —ed out = gaan er in de wasch niet uit; A —ed out creature = bleek; To — out an affront; She —ed up the tea-things = waschte af; Copper —ed with silver = verzilverd koper; —-ball = zeepbal; —-board = waschplank, zetboord (op boot of sloep); —-gilding = nat vergulden; —-hand-basin = waschkom; —-hand-stand (—-stand) = waschtafel; —-house = waschhuis; —-leather = zeemleer; —-pot = waschkom, waschbak; —-tub = waschtobbe; —able = goed blijvend in de wasch; Washer = waschvrouw, waschmachine, ringplaat (onder de moerschroef); —-man = waschbaas, waschman, bleeker; —-woman = waschvrouw; Washiness, subst. v. Washy; Washing: —-day; —-dress, —-fabrics = japon, stoffen, die tegen de wasch kunnen; —-glove; —-machine = waschmachine; —-powder = waschpoeder.
  • Washington, [w`o[vs]i[n,]t'n], Washington; —ian, [w|o[vs]i[n,]t`o`unj'n], subst. inwoner v. W.; afschaffer; adj. afschaffers {{...; v. Washington: The —ian movement = —ianism = afschaffersbeweging, hunne beginselen.
  • Washy, [w`o[vs]i], waterig, zwak, dun, krachteloos: —-looking wine = dunne, krachtelooze wijn.
  • Wasp, [wosp], wesp: He has his head full of —s = hij heeft allerlei kuren; —-waisted = met wespentaille; —ish = met eene wespentaille, prikkelbaar, giftig;