Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1345

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

WOOD.


  • deren zijn de wereld nog niet uit; To do (perform, work) —s = wonderen doen; To look all — = groote oogen opzetten; It caused considerable scandal, and remained a nine days' — = en bleef een korten tijd de aandacht trekken; No article in a review is a nine days' — = baart ooit lang opzien; In the name of — = om 's hemels wil; It is no — he refused = het is heel natuurlijk; He is here, for a — = zoowaar (vreemd genoeg); The seven —s of the world = de zeven wonderen der wereld; I — where he can have been = ik ben benieuwd; I — how much he left me = ik ben toch nieuwsgierig, ben benieuwd; —land = land der wonderen; —-stricken = —-struck = verbaasd, door verwondering getroffen; —-working = wonderdadig; —er = wie zich verbaast, etc.; Wonderful = verwonderlijk, vreemd, verbazend; subst. —ness; Wonderment = verwondering, verbazing; Wondrous = verwonderlijk, vreemd.
  • Won't, [wount], samentr. v. Will not: It — do = dat gaat niet.
  • Wont, [wount], [w[a]nt], gewend; subst. gewoonte, gebruik; verb. gewend zijn, plegen; zich gewennen ( oneself): —ed = gewoon, gewend; —less = ongewoon, niet gewend.
  • Woo, [wû], vrijen naar, dingen naar, het hof maken, trachten te winnen: They — the battle = zoeken den strijd; —er; —ing: To go a—-ing = uit vrijen gaan.
  • Wood, [wud], subst. woud, bosch, hout, vat, houtinstrument; verb. met bosch bedekken, in bosch veranderen, hout innemen: It was drawn from the — = van het vat getapt; In a — = verward, verlegen; The ale is in the — = in het vat: The Palace in The — = Het Huis ten Bosch; I shall soon be out of the — = buiten gevaar of de moeilijkheid te boven zijn; She is out of the — again = is weer bij (kennis); Have you taken in your stock of — yet? = al hout opgedaan; He doesn't see the — for trees = hij ziet wegens de boomen het bosch niet; —-ant = boschmier; —-ashes = houtasch; —-band = houtorkest, de blaasinstrumenten, "het hout"; —bine = wilde kamperfoelie; —-bird = boschvogel; —-bound = ingesloten door hooge en zware heggen; —-carver = houtsnijder; —-carving = houtsnijwerk; —chuck = soort v. marmot; — coal = bruinkool; —cock = houtsnip; sukkel; —craft = bedrevenheid in boschcultuur of jacht; jachtvermaak; —cut = houtsnee(plaat); —-cutter = houthakker, maker van houtsneden; —-drink = afkooksel van medicinale planten; —-engraver = houtgraveur; —-engraving = houtgraveerkunst, houtgravure; —-fretter = houtworm; —-gear = raderwerk van hout; —-grouse = auerhaan; —-hole = —-house = houtloods; —-knife = hertsvanger; —land, subst. boschland, adj. bosch.., woud.., boschachtig; —lark = boomleeuwerik; —-lot = stuk land waarop brandhout wordt verbouwd (Amer.); —-louse = houtluis; —man = bosch{{peh