Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1351

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

WORTH.


  • waard zijn, schade lijden, er slecht aan toe zijn; To be the — for drink = aangeschoten zijn; The — for wear = versleten; To change for the — = minder worden; To get — and -- = al erger worden; He is — off than his brother = slechter af; And, to make things —, one of the horses fell down dead = en tot overmaat van ramp; Worsen = verergeren, ontaarden; een voordeel behalen op: His betters or his worsers = zijne meerderen of zijne minderen (schertsend).
  • Worship, [w`[â][vs]ip], subst. waardigheid, aanzien, eerbied, eerbewijzen, aanbidding, godsdienst, eeredienst, titel (vooral van magistraatspersonen); — verb. aanbidden, vol eerbied behandelen, vereeren, hoogachten, zich toewijden: Yes, your — = ja, edelachtbare; —ful = grootachtbaar (titel): —ful Master; subst. —fulness; —per = aanbidder: —per of idols = afgodendienaar.
  • Worst, [w`[â]st], subst. en adj. slechtst(e), ergst(e), minst(e), snoodst(e); — verb. verslaan, overwinnen: At the — = op zijn minst, in 't ergste geval; In the event of the — = If the — comes to the — = als het op het ergst loopt; The — of the thing was = het ergste van de zaak was; Let him do his — = het ergste doen wat hij kan; He had (got) the — of it = hij verloor het, trok aan het kortste eind; Why should you suppose the —? = het ergste onderstellen; They were —ed in the battle = zij werden in den strijd totaal verslagen.
  • Worsted, [w`ustid], subst. en adj. (van) sajet: A ball of — = een kluwen sajet.
  • Wort, [w[â]t], kruid (in samenstellingen).
  • Worth, [w[â]th], worden of zijn (alléén in: "Woe —" met volgenden datief: Woe — the chase, woe — the day, That costs thy life, my gallant grey = wee de jacht en wee den dag.
  • Worth, [w[â]th], subst. waarde, waardij, verdienste, uitstekendheid; adj. waard: To be — = gelden, waard zijn; What's that man —? = hoeveel bezit die man; Take all I'm — = neem alles wat ik bezit; It is hardly — looking at = haast geen aankijken waard; It is as much as my place is — to let him see it = het zou me mijn betrekking kunnen kosten, als hij het zag; He gave the last shilling he was — = dien hij bezat; He liked to think that he was — his salt = dat hij den kost waard was; You are not — a two-penny rope = je bent het ophangen niet waard; He danced for all he was — = zooveel en zoo goed hij kon; —iness, [w`[â]dhin[e]s], waardigheid, deugd, uitstekendheid; —less = waardeloos, verachtelijk; subst. —lessness; Worthy, [w`[â]dhi], subst. held, beroemdheid, persoon; adj. waardig, edel, verdienstelijk: The Nine —ies = de negen helden der Oudheid (Hector, Alexander, Julius Caesar, Jozua, David, Judas Maccabaeus, Arthur, Karel de Groote, Godfried v. Bouillon); I am — to be scorned = verdien veracht te worden; This work is not — of your talents =