Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/1353

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

WRING.


  • Wreck, [rek], subst. wrak, wrakhout, vergaan, verval, ondergang, vernietiging; — verb. vernietigen, te gronde richten, stranden, schipbreuk (doen) lijden, te gronde gaan: —s = overblijfselen, wrakhout: Receiver of —s = strandvonder; Everything went to — and ruin = ging te gronde; The ship was —ed off Kijkduin = verging; To — a train = een spoorwegongeluk veroorzaken; The rebels —ed the bakers' shops = vernielden en plunderden; —-commissioner = strandvonder (Amer.); —-free = niet onderworpen aan het strandrecht, zooals b.v. de Cinque Ports; —-master = strandvonder (Engl.); Wreckage, [r`ekid[vz]], schipbreuk, wrakhout, overblijfselen; Wrecker = stranddief, strandjutter, strandwacht, bergingsschip; Wrecking-car = spoorwagen met materiaal om na een spoorwegongeluk den weg vrij te maken (Amer.).
  • Wren, [ren], tuinkoning: A — in the hand is better than a crane to be caught = één vogel in de hand is beter dan tien in de lucht; —ning = jacht op —s; de 26e Dec. heet in 't Z. van Ierland —ning-day, omdat oudtijds de —s op dien dag gevangen, en in triomf van huis tot huis gedragen werden om geld voor een pretje op te halen; de deelnemers aan de jacht heetten —-boys.
  • Wrench, [ren[vs]], subst. ruk, verdraaiing, draaiing, verstuiking, schroefsleutel; — verb. draaien, wringen, verdraaien, verrekken. verstuiken: It was a hard (shocking) — to part with her = het was een zeer hard gelag; Students have a fancy for —ing off knockers = mogen graag kloppers (bellen) "moeren"; To — open = openbreken.
  • Wrest, [rest], subst. draaiing, winding, list, verrekking; stemhamer; — verb. verdraaien, verwringen, ontrukken.
  • Wrestle, [r`es'l], subst. worsteling, worstelwedstrijd; — verb. worstelen, strijden; —r = worstelaar, athleet; Wrestling-place = worstelplaats.
  • Wretch, [ret[vs]], ellendeling, schelm: ongelukkige: Poor — = arme stakker: That young — of a girl = dat nest; Wretched, [r`et[vs]id], ellendig, ongelukkig, betreurenswaardig, armzalig; subst. —edness.
  • Wrexham, [r`eks'm].
  • Wriggle, [r`ig'l], subst. wriemelende beweging, draaiing; — verb. wriemelen, zich kronkelend bewegen, draaien, wrikken (v. een boot): To — oneself into a person's favour = zich vleierig indringen; —r = draaier, knoeier.
  • Wright, [rait], bijna alléén in samenstellingen, als Cart— = wagenmaker; Ship— = scheepstimmerman.
  • Wring, [ri[n,]], wringen, draaien, persen, afpersen, uitknijpen, omdraaien, buigen, martelen, pijnigen: He wrung the confession from me = perste mij de bekentenis af; To — out clothes; These shrieks — my heart = knijpen mij het hart toe; We listened with wrung hearts; —-bolt = ringbout; —er = wringmachine; Wring-*