Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/142

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BRING.


  • linkerhand: You shall not get hold of my —-hand = ge zult me de teugels niet uit handen nemen; —-path, —-way = rijpad.
  • Bridoon, [brid`ûn], trens.
  • Brief, [brîf], adj. kort, beknopt; subst. uittreksel, beknopte instructie, die door den solicitor aan den te pleiten barrister wordt overhandigd; exploit; pauselijke brief of breve: In — = kortom; To hold a — = een rechtszaak in handen hebben; To take a — = de verdediging op zich nemen; A —less lawyer = die geen praktijk heeft; —ness = beknoptheid, bondigheid.
  • Brier, [br`a`i[e]], doornstruik; wilde roos: He is in the —s = hij zit er leelijk in; Sweet — = eglantier; roos; —y = vol doornen.
  • Brig, [brig], brik.
  • Brigade, [brig`e`id], subst. brigade; verb. tot eene brigade vereenigen; Brigadier, [brig[e]d`î[e]], brigade-generaal.
  • Brigand, [br`ig'nd], roover; —age = rooverij.
  • Brigantine, [br`ig'ntîn], [br`ig'ntin], brigantijn of schoenerbrik.
  • Brigham-Young, [br`ig'm-j[a][n,]].
  • Bright, [brait], schitterend, lichtend, prachtig, beroemd, klaar, helder (ook fig.), gunstig, vernuftig, geestig, levendig, opgewekt, "glad" (Am.); —en = verhelderen, verlichten, opklaren, opvroolijken, opscherpen, glans bijzetten, polijsten; —ness = glans, etc.
  • Bright's Disease, [br`a`itsdiz`îz], een nierziekte.
  • Brighton, [br`a`it'n]; Brigit, [br`id[vz]it].
  • Brill, [bril], witte tarbotsoort.
  • Brilliance, [br`ilj'ns], Brilliancy, [br`ilj'nsi], glans, schittering; Brilliant, [br`ilj'nt], adj. schitterend, glansrijk, geestig; subst. briljant (druk); Brilliantness = Brilliancy.
  • Brim, [brim], subst. rand, boord, kant: Full to the — = boordevol; verb. tot den rand vol zijn of vullen: To — over = overvol zijn; —ming over with happiness = uitgelaten van; —ful = boordevol; subst. —fulness; —mer = tot aan den rand gevulde roemer.
  • Brimstone, [br`imst'n], subst. zwavel; helleveeg; adj. van zwavel, zwavelkleurig: Vegetable — = blitzpulver.
  • Brinded, [br`indid], Brindled, [br`ind'ld], gestreept, getijgerd.
  • Brine, [brain], subst. brem of pekel; de zee; tranen; verb. pekelen: —-pan = zoutpan (—tuin); —-pit = zoutkuil; —-spring = zoutbron.
  • Bring, [bri[n,]], brengen, halen, geleiden, doen komen, indienen, veroorzaken, overhalen: Things never — what they cost = brengen nooit op; Your letter brought us £ 200 = bevatte; To — an action against a person = actie instellen; To — word = bericht brengen; To — low = doen verarmen, op 't ziekbed werpen, verootmoedigen; To — to pass = teweegbrengen, tot stand brengen; To — about = bewerkstelligen; overreden; To — before the public = uitgeven, publiceeren; That speech brought the House down = deed het huis (de zaal) daveren van toejuichingen; He