Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/153

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

BURTON.


  • Burton, [b`[â]t'n], takel, talie.
  • Bury, [b`eri], begraven, bedekken, bergen, vergeten en vergeven: To — the hatchet = eig. de strijdbijl begraven, vrede sluiten; —-ng-beetle = doodgraver (kever); —-ing ground (—place).
  • Bus(s), [b[a]s], omnibus (Meerv. —ses); ook verb: We have bussed it.
  • Busby, [b`[a]zbi], kolbak.
  • Bush, [bu[vs]], subst. struik, kreupelbosch, tak klimop (vóór eene herberg als uithangbord), oerwoud (Amer. en Austral.), vossestaart, ijzeren ring, naafbus; verb. met rijsjes of takjes steunen, van een naafbus voorzien, ruig groeien: Good wine needs no — = geen krans; To beat about the — = er omheendraaien, niet royaal op 't doel afgaan; To beat the — = het struikgewas kloppend doorzoeken; — fighting = guerilla; —man = boschjesman (Z. Afr.), kolonist, bijv. in Australië; —-ranger = woudlooper; een ontsnapte, van roof in bosschen levende galeiboef (Australië); —-whacker = Backwoodsman; pummel; soort zeis; —iness = ruigheid; —y = ruig, behaard.
  • Bushel, [b`u[vs]'l], schepel (8 gallons); een hoop: He measures other people's corn by his own — = zooals de waard is vertrouwt hij zijn gasten; To hide one's light under a — = zijn licht onder een korenmaat zetten; —age = belasting op artikelen bij het schepel verkocht.
  • Business, [b`izin[e]s], subst. bezigheid, bedrijf, beroep, zaken, plicht: That is not your —, no — of yours = dat gaat u niet aan; What — have you to be here? = wat hebt gij hier te maken? That is not my line of — = branche; A man of — = handelsman; — before pleasure = zaken gaan voor vermaken; That has done the — for him = dat heeft hem den knoei gegeven; He has got an eye to — = is een practische vent; — is — = zaken zijn zaken; No — done after 4 o'clock = na 4 uur gesloten; I will make it my — to please you = ik zal er voor zorgen . . .: I mean — = meen het in ernst; Mind your own — = bemoei je met je eigen zaken; A — concern = handelszaak; — relations = handelsbetrekkingen; Chief —street = voornaamste winkelstraat; —like = practisch.
  • Busk, [b[a]sk], subst. balein.
  • Buskin, [b`[a]skin], halve laars, cothurn, tragedie; —ed = tragisch, hoogdravend.
  • Buss, [b[a]s], subst. zoen; haringbuis (ook: Herring—-); verb. smokken.
  • Bust, [b[a]st], borstbeeld, borst.
  • Bustard, [b`[a]st[e]d], trapgans.
  • Buster, [b`[a]st[e]], iets kolossaals; een groote opsnijderij (leugen); fuif; hevige wind (Amer.)
  • Bustle, [b`[a]s'l], subst. drukte, beweging, rumoer; tournure; verb. veel drukte of beweging maken, bedrijvig zijn; —r = druk, ijverig man.
  • Busy, [b`izi], adj. drukbezig, naarstig, rusteloos, bemoeiziek; verb. bezig houden, aan het werk zetten (zijn): —at work,