Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/159

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CALABAR.


  • There'd be no more —s and ale = geen pret, vroolijkheid; They are —s and ale to him = zijn een feest voor hem; They go off like hot —s = zij gaan als koek, grif van de hand; You cannot eat your — and have it = je kunt je geld maar eens uitgeven; —-walk = oorspronkelijk een danswedstrijd tusschen fraai uitgedoste negerparen met een cake als prijs; Caky = koekachtig.
  • Calabar, [k`al[e]b[e]], soort pelswerk.
  • Calabar-bean, [k|al[e]b`âb|în], Afrikaansche boon (ook toetsboon genoemd, omdat zij als toets diende van de schuld of onschuld van de van hekserij aangeklaagden).
  • Calabash, [k`al[e]ba[vs]], pompoen, kalebas.
  • Calaboos, [k|al[e]b`ûs], [kal[e]b`ûz], gevangenis (Amer.), verb. opsluiten.
  • Calabria, [k[e]l`e`ibri[e]], [kal`âbri[e]], Calabrië.
  • Calais, [k`alis].
  • Calamanco, [k|al[e]m`a[n,]kou], kalmink.
  • Calamint, [k`al[e]m|int], kalament, kattenkruid.
  • Calamitous, [k[e]l`amit[a]s], rampspoedig; Calamity, [k[e]l`amiti], ramp, ellende, tegenspoed.
  • Calamus, [k`al[e]m[a]s], kalmus; herdersfluit.
  • Calandra, [k[e]l`andr[e]], kalander-leeuwerik; korenworm.
  • Calash, [k[e]l`a[vs]], calèche; kap.
  • Calcar, [k`alkâ], fritoven; calcineeroven; —eous, [kalk`êri[e]s], kalkachtig, kalkhoudend: — spar = kalkspaath.
  • Calcedon, [k`alsidon], calcidoon, vuile ader in edelgesteenten.
  • Calcic, [k`alsik]: —-chloride = chloorcalcium; Calc`i`ferous, kalkhoudend; Calcify, [k`alsif|a|i], verkalken; C`a`lcimine = stukadoors-*kalk; verb. witten.
  • Calcination, [kalsin`e`i[vs]'n], calcineeren, oxydatie; Calcine, [kals`a`in], [k`alsin], calcineeren; tot asch verbranden.
  • Calcium, [k`alsi[e]m], Calcium.
  • Calcography, [kalk`ogr[e]fi], (koper)plaatsnijkunst.
  • Calculable, [k`alkjul[e]b'l] = berekenbaar; betrouwbaar; Calculate, [k`alkjul|e|it], berekenen, rekenen, ramen, begrooten, geschikt zijn, zich leenen tot; zich voornemen, vermoeden (Amer.): A calculating boy = een rekengenie; Calculating-machine; Calcul`ation = berekening; C`a`lculative = berekenend; A lightning calculator = snelrekenaar.
  • Calculous, [k`alkjul[a]s], steen. . .
  • Calculus, [k`alkjul[a]s], (mv. Calculi), steen, graveel; berekening: The — of probabilities = kansrekening; Algebraical — = algebra; Differential — = differentiaal-rekening; Integral — = integraal-rekening; Literal — = algebra.
  • Ca(u)ldron, [k`ôldr'n], groote ketel.
  • Caleb, [k`e`il[e]b].
  • Calecannon, [k|e|ilk`an'n], Iersch gerecht (gestampte aardappelen en moesgroente).
  • Caleche, [k[e]l`e[vs]] = Calash.
  • Caledonia, [k|al[e]d`o`unj[e]], Schotland; —n = Schot(sch); —ns = een soort quadrille.
  • Calefacient, [k|alif`e`i[vs]n't], adj. en subst. verwarmend (middel); Calefaction, [k|alif`ak[vs]'n], verwarming; Calef`a`ctor = klein kookfornuis; Calef`a`ctory = verwarmend.