Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/172

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CASE.


  • = beetgenomen worden; —age, [k`âtid[vz]], vrachtvervoer, vrachtloon; Canvas —-cover = huif; —-horse = karrepaard; —-load = vracht; —-wheel = wagenrad, 5 shillingstuk; To do (tumble, turn) —-wheels = kopje-over duikelen; —wright = wagenmaker; —er = karrijder, vrachtrijder.
  • Carte, [kât], paradeslag, menu, photographie: —-de-visite, [k`âtd[e]viz`ît].
  • Cartel, [k`ât'l], [kât`el], overeenkomst tot uitwisseling van gevangenen; cartel; uitdaging.
  • Cartesian, [kât`î[vz]'n], Cartesiaansch aanhanger van Descartes: —-devil (—-diver, —-figure) = C. duikertje.
  • Carthamus, [k`âth[e]m[a]s], saffloer.
  • Carthage, [kâthid[vz]], Carthago; Carthagian, [kâth`e`id[vz]j'n], Carthaagsch; Carthager.
  • Carthusian, [kâthj`û[vz][e]n], Karthuizer (monnik).
  • Cartilage, [k`âtilid[vz]], kraakbeen; Cartilaginous, [kâtil`ad[vz]in[a]s], kraakbeenachtig, kraakbeen . . .
  • Carton, [k`ât'n], karton, wit van eene schietschijf of een schot daarin.
  • Cartoon, [kât`ûn], kartonteekening; spotprent, die een geheele pagina vult; patroon; —ist = caricatuurteekenaar.
  • Cartouche, [kât`û[vs]], kardoes, patroon; huls; sierlijst: —-box, kardoeskist.
  • Cartridge, [k`âtrid[vz]], patroon, kardoes: —-bag; —-box; —-paper (ook een soort teekenpapier); —-pouch = patroontasch; Ball —, Blank — = scherpe, losse patroon.
  • Cartulary, [k`âtjul[e]ri], klooster of kerkregister, archief, archivaris.
  • Carve, [kâv], snijden, voorsnijden, beeldsnijden, graveeren: To — one's way = zich een weg banen; Every one must — out his own fortune = ieder is de bewerker van zijn eigen fortuin; —d = —n = gesneden, gebeeldhouwd; —r = beeldhouwer, houtsnijder; Carving = snijwerk: —-knife = voorsnijmes.
  • Caryatid, [k|ari`atid] (Meerv. Caryatides, [k|ari`atidîz]), caryatide.
  • Cascade, [kask`e`id], kleine waterval; ook verb.
  • Case, [keis], subst. etui, schede, kist, kast, koker, trommel, stolp, dek, overtrek, band, letterkast; gebeurtenis, voorbeeld, rechtszaak, rechtsgrond, naamval, geval, toestand; verb. insluiten, overtrekken, in een koker of kist doen: Botanical — (Dressing —, Surgical —); In your — = geval; In — of need = geval van nood; In no —; In nine —s out of ten; To be in the — = in 't spel zijn; The — is still on = de zaak is nog voor; The prosecution failed to make out its — = slaagde er niet in de aanklacht te motiveeren; To make out one's own — = voor eigen belangen opkomen; —-harden = harden; verharden (fig.); —-bottle = veldflesch; —-knife = dolk, hartsvanger; —-shot = (granaat)kartets; —-window = schuifraam; —-work = het maken van den band, het bevestigen van het ingenaaide boek; zetten.