Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/185

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CHAMPAGNE.


  • met houtskool zwart maken, door kolendamp bedwelmen.
  • Chare, [t[vs]`ê[e]], [t[vs]â], uit werken gaan, huiswerk verrichten; subst. huiswerk.
  • Charge, [t[vs]âd[vz]], subst. zorg, bewaking, opzicht, bevel, plicht, opdracht, ambt, pupil, toevertrouwd persoon (zaak), toespraak, aanval(signaal), last, beschuldiging, lading, prijs, kosten (—s), vergoeding: verb. aanvallen, een charge doen, (be)laden, belasten, opdragen, bevelen, debiteeren, vermanend toespreken, beschuldigen, toevertrouwen, aanwijzen: A first — = preferente schuld; No — for delivery = franco huis; To be at (To bear) the — of = de kosten dragen; To sound the — = het signaal tot den aanval blazen; To give in — = toevertrouwen; laten arresteeren; The officer in — = dienstdoend; This minister is in — of the bill = zal het wetsontwerp verdedigen; To go into the —s = aanklacht erkennen; He laid it to my — = legde het mij ten laste; He grew up under my — = onder mijne hoede; — your glasses = vult; The judge —d the jury at great length = sprak breedvoerig toe; What do you — for these cigars? = hoeveel kosten? To — to one's account (debit) = iemand debiteeren; To be —ed with a crime = beschuldigd; —-room = verhoorkamer (in een politiebureau); —-sheet = rol der arrestanten; —ab`i`lity = toerekenbaarheid, belastbaarheid; —able = te belasten, verantwoordelijk: That was —able to me = dat kwam mij ten laste; —r = strijdros; groote schotel.
  • Chariot, [t[vs]`ari[e]t], rijtuig, triomfwagen; Ch|ariot`e`er = wagenmenner, voerman.
  • Charitable, [t[vs]`arit[e]b'l], liefdadig, barmhartig; —ness = liefdadigheid.
  • Charity, [t[vs]`ariti], menschenmin, naastenliefde, barmhartigheid, zachtheid, milddadigheid, gave, aalmoes, liefdadigheidsstichting: Sister of — = liefdezuster; In — = barmhartigheidshalve, voor niets; — begins at home = het hemd is nader dan de rok; To ask (beg) — = bedelen; To dispense — = gaven uitdeelen; It would be a — to help her = een goed werk; We parted in — = scheidden in vriendschap; —-boy (—-child) = kind uit een gesticht; —-school = armenschool, kostelooze school.
  • Charivari, [[vs]|ariv`ari], ketelmuziek, charivari.
  • Charlatan, [[vs]`âl[e]tan], kwakzalver, charlatan; —ism = marktgeschreeuw.
  • Charlemagne, [[vs]âl(i)m`e`in].
  • Charles, [t[vs]âlz], (Charley, [t[vs]âli],) Karel; King —('s) dog = Bologneesch hondje; —('s) Wain = Wagen, Groote Beer.
  • Charlock, [t[vs]`âlok], krodde, wilde mosterd.
  • Charlotte, [[vs]`âlot]
  • Charm, [t[vs]âm], subst. toovermiddel(-woord, -formule), amulet, bekoring; verb. betooveren, verrukken, bekoren: A pig—- = gelukzwijntje aan een horlogeketting; Three is the — = alle goede dingen bestaan in drieën; To bear a —ed life = onkwetsbaar zijn; —er = charmeur, betooverend schepsel: To listen to the