Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/193

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CHOWREE.


  • schuit; een picnic waarbij dit de hoofdschotel is; —-headed = dom, suf.
  • Chowree, Chowry, [t[vs]`a`uri], vliegenwaaier (Brit. Ind.).
  • Chrestomathy, [kr[e]st`om[e]thi], bloemlezing.
  • Chrism, [krizm], heilige olie; Chrism`ation = toediening van het oliesel; Chr`i`smatory = fleschje met gewijde zalfolie.
  • Chrisom, [kr`iz'm], doek, gezalfd met heilige olie, en den kinderen bij het doopen op het hoofd gelegd; doopkleed, pasgedoopt kind; kind, dat binnen eene maand na den doop sterft.
  • Christ, [kraist], Christus; —-cross-row, [kr`iskrosr|o|u], 't alphabet; —en, [kr`is'n], doopen, noemen; —endom, [kr`is'nd'm], Christenheid; —ian, [kr`istj'n], subst. Christiaan; Christen; adj. Christelijk: —ian era = Chr. jaartelling; —ian name = doopnaam; —ianity, [krist'j`aniti], Christendom; Chr`i`stianize = bekeeren.
  • Christmas, [kr`ism[e]s], subst. Kerstmis; adj. tot het Kerstfeest behoorende: —-box, [kr`ism[e]sb|oks], kerstgeschenk; —-carol, [kr`ism[e]sk`ar'l], kerstzang; —-day = Kerstdag, Kerstfeest; —-eve, [kr`ism[e]z`îv], (de avond van) 24 December; —-flower = —-rose = helleborus, zwarte nieswortel; —-tide = Kersttijd; —(s)y = kerstfeestachtig[.**]
  • Christina, [krist`în[e]].
  • St. Christopher, [s'ntkr`ist[e]f[e]].
  • Chromatic, [kr[e]m`atik], chromatisch: —s = kleurenleer; — scale = chromatische toonladder.
  • Chrome, [kroum], Chromium, [kr`o`umj[e]m], chromium.
  • Chromolithography, [kr|o|um[e]lith`ogr[e]fi], chromolithographie = Chromo: You will find insurance —s = in all my rooms = gekleurde platen van levensverzekering-*maatschappijen.
  • Chronic, [kr`onik], chronisch; —al = tijdelijk.
  • Chronicle, [kr`onik'l], subst. kroniek; — verb, boekstaven; —r = kroniekschrijver; Chronol`o`gic(al) = chronologisch; Chronology, [kr[e]n`ol[e]d[vz]i], chronologie.
  • Chronometer, [kr[e]n`om[e]t[e]], chronometer.
  • Chrysalis, [kr`is[e]lis] (Meerv. Chrysalides, [kris`alid|îz]) pop (van een vlinder).
  • Chrysolite, [kr`is[e]lait], chrysoliet.
  • Chub, t[vs][a]b, wimber.
  • Chubbiness, [t[vs]`[a]bin[e]s], dikwangigheid, molligheid; adj. Chubby.
  • Chubb-lock, [t[vs]`[a]blok], slot, naar een bekend slotenmaker, Chubb, genoemd.
  • Chuck, [t[vs][a]k], subst. geklok, lieverd, aai (onder de kin), worp (tot op kleinen afstand); — verb, klokken, roepen, aaien, gooien, er uit gooien (out): To the whole business (thing) = er den brui van geven, met iets uitscheiden; To — under the chin = strijken; To — up the sponge = zich gewonnen geven; —-farthing = subst. een spel, waarbij centen in een kuil worden geworpen: To play —-farthing with = weggooien, op 't spel zetten; adj. ondoordacht: —-farthing politics.
  • Chuckle, [t[vs]`[a]k'|l], subst. klokken, gegrinnik; — verb, klokken, kakelen, liefkoozen, grinniken: To — up (in) one's sleeve = in