Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/235

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CONTAGION.


  • Contagion, [k'nt`e`i[vz]'n], besmetting, pest, smetstof, gif; Cont`agious = besmettelijk, giftig: The — Diseases Acts = Wetten op Besmettelijke Ziekten; subst. —ness; Cont`agium = smetstof.
  • Contain, [k'nt`e`in], bevatten, omvatten, insluiten, bedwingen, (zich) goed houden: We —ed the enemy until nightfall; I could not — my laughter = inhouden, bedwingen; —able = te bevatten; —er = vat, bak.
  • Contaminate, [k'nt`amin|it], adj. bevlekt, besmet, bedorven: verb. [k'nt`amin|e|it], bevlekken, besmetten, bezoedelen, bederven: —d fish; C|ontamin`ation = besmetting, bederf; C|ontamin`ative = besmettend.
  • Contango, [k'nt`a[n,]gou], opgeld, betaald om de betaling der gekochte stukken tot over 14 dagen (Settlement-day) te mogen uitstellen (het tegengestelde van Backwardation); —-day = afrekeningsdag.
  • Contemn, [k'nt`em], verachten, geringschatten.
  • Contemplate, [k`ont'mpleit], [k'nt`empleit], beschouwen, overpeinzen, van plan zijn, op het oog hebben, ernstig denken over; C|ont`e`mplation = beschouwing, nadenken, droomerij: This is in — = overweging; Cont`e`mplative = nadenkend, beschouwend, speculatief; subst. —ness; C|ont`e`mplator, C`o`ntemplator = denker, etc.
  • Contemporaneous, [k[e]ntemp[e]r`e`inj[e]s], gelijktijdig; subst. —ness; Contemporary (with), [k'nt`emp'r[e]ri], gelijktijdig; subst. tijdgenoot, persoon (blad, tijdschrift) van denzelfden (leef)tijd.
  • Contempt, [k'nt`emt], verachting, geringschatting: — of Court = beleediging van het (gerechts)hof; In — of = in weerwil van; To hold in — = verachten; —ible = verachtelijk, nietig; subst. —ibleness; —uous, [k'nt`emtju[e]s], smalend, onbeschaamd; subst. —uousness.
  • Contend, [k'nt`end], betwisten, betoogen, beweren, strijden, worstelen, streven (met for); —ing = tegenstrijdig.
  • Content, [k'nt`ent], subst. voldaanheid, berusting; verb. tevreden stellen; adj. tevreden, voldaan; vóór (stemmer in het House of Lords): To one's heart's — = naar hartelust; I am — = ik stem het toe, ben er voor; Not — = (ik stem) tegen; To — oneself = zich vergenoegen; —ed(ness) = tevreden(heid) = —ment: —ment is above riches = tevredenheid gaat boven rijkdommen.
  • Content, [k'nt`ent], [k`ontent], inhoud: Table of —s = inhoudsopgave; — bill = inhoudsopgave van sommige couranten.
  • Contention, [k'nt`en[vs]'n], strijd, twist, naijver, argument, bewering: My — is, that. . . . = ik beweer, durf volhouden, dat. . . .; Cont`e`ntious, twistziek; subst. —ness.
  • Conterminous, [k'nt`[â]min[a]s], dezelfde grenzen hebbend, aangrenzend.
  • Contest, [k`ontest], strijd, twist, geschil.
  • Contest, [k'nt`est], betwisten, strijden om, worstelen, wedijveren: —ed election = verkiezing, waarbij meer dan één candidaat voor ééne plaats is; To — a borough