Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/259

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CROCODILE.


  • (daaraan verzameld); vilderspaard; verb. met roet zwart maken, in een pot doen, zwart of vuil afgeven; Crockery = aardewerk.
  • Crocodile, [kr`ok[e]d|a|il], subst. krokodil; meisjeskostschool op de wandeling, twee aan twee; sophisme; adj. krokodilachtig, huichelachtig: — tears = krokodillentranen; Crocod|i|lian = krokodilachtig, valsch; subst. krokodil; Crocod|i|lity = sophisme.
  • Crocus, [kr`o`uk[e]s], krokus; adj. saffraangeel.
  • Croesus, [kr`îs[e]s].
  • Croft, [kroft], klein stuk wei- of bouwland by een boerenplaatsje; —er = keuterboertje.
  • Croma, [kr`o`um[e]], 1/8 noot (muziek).
  • Cromarty, [kr`om[e]ti]; Cromer, [kr`o`um[e]].
  • Cromlech, [kr`omlek], een groote platte tafelsteen op andere steenen steunend, gevonden in Keltische landen, òf graf òf Druïdenaltaar.
  • Cromwell, [kr`omwel], [kr`[a]mwel].
  • Crone, [kroun], oud wijf; oud schaap.
  • Cronenburg, [kr`o`un'nb[â]g]; Cronstadt, [kr`onstat], Kroonstad.
  • Crony, [kr`o`uni], boezemvriend.
  • Croodle, [kr`ûd'l], neerhurken; huiveren; flikflooien,
  • Crook, [kruk], subst. bocht, kromte, onaangenaamheid (That was the only — in my lot); herdersstaf, bisschopsstaf, hanepoot (in 't schrijven), ketelhaak, kunstgreep; oplichter, dief; verb. buigen, krommen, uit den rechten stand brengen, krom zijn: By hook or by — = op de een of andere manier, door eerlijke of oneerlijke middelen; —ed = gebogen, gedraaid, scheef, slecht: To go —ed = den slechten weg opgaan; Cross questions and —ed answers = protocollen; —ed-pated = stijfkoppig; —ed-stick = dwarse kerel, norsche vent; subst. —edness.
  • Croon, [krûn], subst. gekreun, geneurie; verb. jammeren, kreunen, neuriën.
  • Crop, [krop], subst. krop, oogst, kort afgesneden haar (staart), jachtzweep; erts, een heele huid; verb. afsnijden, afvreten, maaien, oogsten, (vroegtijdig) plukken, verbouwen, oogst geven, aan de oppervlakte komen, te voorschijn komen (out): Neck and — = geheel en al, volkomen; The cows were —ping the grass = vraten af; I must get —ped = mijn haar laten knippen; It has —ped out = is aan het licht gekomen; Such subjects are —ping up nowadays = doen zich voor; —-ear = paard met korte ooren; —-haired = met kort haar; —-sick = ziek door overvoeren; —per = kropduif, kropper: He came (down) a —per = hij schoot of viel over den kop (van het paard, van een rijwiel, etc.); —py = iemand met afgesneden ooren; gevangene; Iersch oproerling in 1798.
  • Croquet, [kr`o`ukei], subst. croquetspel; verb. croquetten.
  • Crore, [krö], een millioen pond sterling (= honderd lacs = 10.000.000 ropijen).
  • Crosier, [kr`o`u[vz][e]], bisschopsstaf.
  • Croslet, [kr`osl[e]t] = Crosslet.