Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/260

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

CROTCH.


  • Cross, [kros], [krôs], subst. kruis, in de volgende drie vormen: , T, ☓;; (ook fig.), het lijden van Christus, de Christelijke godsdienst, wederwaardigheid, tusschending, kruising, gekruist ras; Adj. en adv. wederkeerig, dwars, verkeerd, tegengesteld, onhandelbaar, knorrig; verb. kruisen, oversteken, overzetten, een kruis slaan, dwarsboomen, tegengaan, doorhalen, dwars liggen, elkaar kruisen: He is a — between a Scandinavian and a Dutchman; St. Andrew's — = X (wit op blauw); St. George's — = +(rood op wit); St. Patrick's — = X (rood op wit); — and pile = kruis of munt; As — as two sticks = erg uit zijn humeur; On the — = onbillijk; It —ed my mind = het kwam bij mij op; To — swords with = het zwaard kruisen met; When do you — to the continent = wanneer gaat gij de zee over? A —ed cheque = een cheque met twee evenwijdige lijnen op de vóórzijde, alléén verhandelbaar bij een bankier; —-acceptance (-accommodation) = wisselruiterij; —-armed = met de armen over elkander; —-arrow = pijl van een voet- of handboog; —-aisle = zijbeuk; —-bar = dwarshout, dwarslat; —-bar-shot, [kr`osbâ[vs]ot], stangkogel; —-bones = gekruiste beenderen als zinnebeeld van den dood; —-bow = voet- of handboog; —-bowman; —-bred = gekruist; —-breed = gekruist ras; —-bun = krentenbroodje of gebakje met een kruis erop (op Goeden Vrijdag gegeten); —-circuiting = kortsluiting; —-country = dwars over 't land, over heg en steg; —-cut, subst. kruishouw, korte weg; verb. dwars doorsnijden; —-examination = kruisverhoor; —-examine = ondervragen van een getuige door den advocaat der tegenpartij; —-eyed = scheel; —-grained = tegen den draad in, lastig, onhandelbaar, dwars; —-hatching = arceeren, schaduwen; —-head = juk, groot gedrukte beginwoorden van eene annonce; —-legged = met de beenen over elkander; —-over = omslagdoek, waarvan de einden gekruist over elkander loopen; —-patch, —-pate = dwarskop; —-purpose, [kr`osp[â]p[e]s], tegenstrijdig doel of plan, streep door de rekening, misverstand: To be at —-purposes = tegen elkander in zijn of werken, elkaar misverstaan; —-question = (—-examine); —-questions = vraag en antwoordspel; —-reference = verwijzing over en weer; —-road = dwarsweg; —-river traffic = 't verkeer over een rivier; —-row (Zie Criss-cross-row); —-spider = kruisspin; —-tie = dwarsligger (van den spoorweg); —-wind = tegenwind, zijwind; —-wort = kruisbladig walstroo; —ing = kruising, overweg (Level —ing = kruising gelijkvloers), plaats om over te steken; —ings = hindernis, tegenstand, tegenstrubbeling; —ing-sweeper = schoonhouder van den overgang, straatveger; —let = kruisje; —ness = onwilligheid, baloorigheid, humeurigheid; —wise = kruiselings.
  • Crotch, [krot[vs]], haak, gaffel, bifurcatie; Crotchet, [kr`ot[vs][e]t], subst. haakje, kwartnoot,