Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/28

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ADVISABILITY.


  • goods is on the — = wordt hooger; Her resistance to his —s = tegen zijne pogingen om haar te winnen; He —d an opinion from which I dissent = ontwikkelde eene meening; We should get wiser as we — in life = . . . naarmate wij ouder worden; —d = geavanceerd (polit., enz.); An —d child = voorlijk; At the —d age of 80 = gevorderden; —-guard = voorhoede; —-proofs (—-sheets) = proefbladen; —ment = vooruitgang, bevordering, voorschot; —r = bevorderaar.
  • Advantage, [adv`ântid[vz]], subst. voordeel, overwicht, voorrang; — verb. bevoordeelen: To great — = zéér voordeelig; He has an — over me = is in gunstiger conditie dan ik; You have the — of me = gij schijnt mij te kennen, terwijl ik u niet ken; You have taken — of my calamities = misbruik gemaakt van; You must try to turn this to — = hiervan te profiteeren; He is —d by it = profiteert; Advant`ageous, voordeelig, gunstig.
  • Advent, [`adv'nt], advent; komst, nadering: The police kept a space clear for the — of royality = voor de nadering van den koninklijken stoet; —itious, [|adv'nt`i[vs][e]s], toevallig, bijkomend.
  • Adventure, [adv`entj[e]], subst. avontuur; speculatie, risico; mijnaandeel; verb. wagen, zich wagen, gevaar loopen: Do it at all —s = wat er ook van kome; —r = waaghals, avonturier, speculant (vr. —ss); —some = Adventurous, [adv`entj[e]r[a]s], gewaagd, vermetel: subst. —ness.
  • Adverb, [`adv[â]b], bijwoord; An adv`e`rbial phrase = bijwoordelijke uitdrukking.
  • Adversaria, [|adv[e]s`êri[e]], adversaria.
  • Adversary, [`adv[e]s[e]ri], tegenstander; Adv`e`rsative, subst. en adj. het tegengesteld(e) (gramm).
  • Adverse, [`adv[â]s], tegen.., nadeelig, vijandig: — fate = tegenspoed; — party = tegenpartij; — winds = tegenwinden; Adv`e`rsity, tegenspoed: — makes wise, though not rich = door schade en schande wordt men wijs.
  • Advert, [adv`[â]t], letten (wijzen) op: I will no more — to that circumstance = wil laten rusten.
  • Advertise, [`adv[e]t|a|iz], publiek maken, adverteeren: The book (author) was —d up = er werd reclame gemaakt voor; —ment, [adv`[â]tizm'nt], advertentie, reclame: — station = bord of muurvlakte voor reclame-*biljetten; —r, hij die adverteert; advertentieblad; Advertising agency = annoncenbureau.
  • Advice, [adv`a`is], raad, advies, rapport, bericht: As per — = volgens bericht; To ask — of = raad vragen; I took his — = volgde; To take medical — = een dokter consulteeren; —-boat = adviesjacht; Mail —s, mailberichten.
  • Advisability, [|adv|a|iz[e]b`i`liti], raadzaamheid; Adv`isable = raadzaam; subst. —ness; Advise, [adv`a`iz], aanraden, berichten; raadplegen, te rade gaan: To — with one's pillow = zich beslapen op; I — against such a step = raad af; A well —d plan