Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/304

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DISCIPLE.


  • Disappropriate, [dis[e]pr`o`upriit], adj. onteigend; verb. [d|is[e]pr`o`uprieit], ontnemen, onteigenen.
  • Disapproval, [d|is[e]pr`ûv'l], afkeuring; Disapprove, [d|is[e]pr`ûv], afkeuren, verwerpen.
  • Disarm, [dis`âm], ontwapenen, onschadelijk maken; de wapens neerleggen, subst. —ament.
  • Disarrange, [d|is[e]r`e`in[vz]], in de war brengen; subst. —ment = verwarring.
  • Disarray, [d|is[e]r`e`i], subst. verwarring, wanorde; verwarde kleeding; verb. in wanorde brengen; de kleeding uittrekken.
  • Disarticulate, [disâtîkjuleit], ontleden; D|isart`i`cul|ator = prosector.
  • Disassociate, [d|is[e]s`o`u[vs]ieit], ontbinden.
  • Disaster, [d|iz`ast[e]], subst. ramp, tegenspoed, onheil, ongeluk; Disastrous, [d|iz`astr[e]s], rampspoedig, ongelukkig, verwoestend.
  • Disavow, [d|is[e]v`a`u], ontkennen, loochenen, verwerpen; subst. —al.
  • Disband, [d|isb`and], afdanken (v. troepen), (zich) verspreiden; subst. —ment.
  • Disbar, [d|isb`â], een Barrister het recht van pleiten ontnemen.
  • Disbelief, [d|isb[e]l`îf], ongeloof, twijfel; Disbelieve, [d|isb[e]l`îv], niet gelooven; betwijfelen; D|isbel`i`ever = ongeloovige.
  • Disbud, [d|isb`[a]d], knoppen afbreken.
  • Disburden, [d|isb`[â]d'n], ontlasten, zich bebevrijden, zijn hart uitstorten.
  • Disburse, [d|isb`[â]s], uitbetalen, uitgeven, voorschieten; subst. —ment.
  • Disc, [disk]. Zie Disk.
  • Discard, [d|isk`âd], subst. het écarteeren, de weggegooide kaarten; verb. afdanken, heenzenden, afleggen, verwerpen, verwijderen, laten loopen, écarteeren.
  • Discern, [diz`[â]n], onderscheiden, bespeuren, beoordeelen, waarnemen; —er = kenner, etc.; —ible = te onderscheiden, duidelijk; subst. —ibleness; —ing = scherpzinnigheid; adj. scherpzinnig, oordeelkundig; —ment = inzicht.
  • Discharge, [d|ist[vs]`âd[vz]], subst. ontslag, kwijtschelding, ontlasting, ontheffing; losbranding, salvo, ontlading, lossing, afdoen, vervulling, verrichting; verb. lossen, uitwerpen, ontladen, afschieten, kwijtschelden, ontslaan, ontheffen, betalen, réhabiliteeren, vrijspreken, uitstroomen, uitstorten, uitstooten, vervullen, dragen (van wonden): Men with satisfactory —s = eervol ontslagen personen; To — one's duty, from duty = zijn plicht vervullen, van den plicht ontheffen; —-cock = afvoerkraan; —-pipe = afvoerpijp; —r = ontlader, etc.
  • Dischurch, [d|ist[vs]`[â]t[vs]], doorhalen als lidmaat, berooven van den rang van kerkelijke gemeente (dus: als sekte behandelen).
  • Disciform, [d`isiföm], schijfvormig.
  • Disciple, [dis`a`ip'l], subst. leerling, volgeling; —ship = de jongeren; Disciplinable, [d`isipl|in[e]b'l], voor leering vatbaar; strafbaar; Disciplinarian, [d|isiplin`êri'n], subst. tuchtmeester, ordehouder; adj. = Disciplinary, [d`isipl|in[e]ri], disciplinair; Discipline, [d`isipl|in], subst. tucht, tuchtmiddel, tuchtiging, bestraffing; verb. onderwijzen, drillen,