Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/322

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DOUBLE.


  • verb. afmeten (van geneesmiddelen), (een bittere pil) toedienen: They have —d him with liquor = veel drank toegediend, suf of dronken gemaakt.
  • Dosel, [d`os'l] = Dossal = dorsale, geborduurd kleed achter het altaar; rijke draperie.
  • Doss, [d`os], kussen, bed; slaapstee = —-house; —er = logé van een slaapstee, landlooper; huisvader.
  • Dosser, [d`os[e]], kleed, wandtapijt; draagkorf.
  • Dost, [d[a]st], 2de p.s. Pres. Imp. v. to do.
  • Dot, [dot], subst. stip, punt; kindje; huwelijksgift (Amer.); verb. stippelen: —ted lines = stippellijnen; — your i's and cross your t's = zet de puntjes op de i (ook fig.).
  • Dotage, [d`o`utid[vz]], suffigheid (vooral van ouderdom), overdreven teederheid, apenliefde; Dotard, [d`o`ut[e]d], kindsche grijsaard, verliefde oude gek.
  • Dotation, [d[e]t`e`i[vs]'n], huwelijksgift, schenking.
  • Dote, [dout], suffen, dol verzot zijn op: He —s on her = is dol op haar; D`oting = kindsch; dol, gek (on); subst. —ness.
  • Doth, [d[a]th] = does.
  • Dottard, [d`ot[e]d] = Dotard.
  • Dottel, Dottle, [d`ot'l], kluitje, propje (onverbrande) tabak in een pijp.
  • Dott(e)rel, [d`ot'r'l], Morinel pluvier; sukkel.
  • Dottyville, [d`otivil]: To be booked for — = naar "Meerenberg" moeten.
  • Double, [d`[a]b'l], adj. dubbel, in paren, gekromd, dubbelzinnig; subst. tweevoud, duplicaat, dubbelganger, zijsprong, draai, kunstgreep; verb. vouwen, verdubbelen, herhalen, omzeilen, dichtknijpen, ballen, over elkaar slaan, doubleeren, verdubbelen van rotten (Mil.), zich verdubbelen, op zijn weg terugkeeren, omdraaien, listig ontwijken, bedriegen: They marched off at the —, at —-quick time = met den looppas; The Cape was —d = omgezeild; He —d his fists = balde; All the leaves were —d down = aan alle bladen waren ezelsooren; We —d upon the enemy = brachten hem tusschen twee vuren; —-acting = dubbelwerkend (mechan.); —-action; A —-barrelled rifle = geweer met dubbelen loop; —-bass = contrabas; —-breasted coat = jas met twee rijen knoopen; —-chin = onderkin; A —-dealer = dubbelhartig mensch, bedrieger; —-dealing, subst. en adj. dubbelhartig(heid); —-Dutch = koeterwaalsch; A —-dyed villain = een aartsschurk; —-eagle = goudstuk van twintig dollars (Amer.); —-edged sword = tweesnijdend; —-entry: Book-keeping by — = Italiaansch boekhouden; —-faced = met twee aangezichten, aan beide kanten bruikbaar; onoprecht; —-first = de eerste zoowel in klassieke talen als in mathematische wetenschappen te Oxford; de graad door zoo iemand verkregen; —-ganger = dubbelganger; —-handed = met twee handvatten; —-hearted = verraderlijk, valsch; —-knock = korte dubbele klop (met een deurklopper); —-minded = weifelend, besluiteloos; —-railed = met dubbel spoor; —-shot = dubb. lading; verb. zwaar laden, aan{{peh