Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/330

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DROP.


  • river = zij stuurden het vlot, etc. de rivier af; To — away = wegrijden, verdrijven, er op los gaan; I did not know what he was driving at = waar hij heen wou (fig.); The enemies were driven in = genoodzaakt te retireeren; They were driven off = teruggedreven; The carriages drove off = reden weg; —-way = drijfpad voor vee, rijweg; —r = koetsier, voerman, veedrijver, machinist, rijder, de play-club bij het golf-spel; blankofficier, uitzuiger, drijfrad; Driving: —-band = drijfriem; —-box = bok; —-gear = drijfwerk; —-glove; —-park = renbaan (Am.); —-wheel = drijfrad, voorrad van een fiets; —-whip = zweep.
  • Drivel, [dr`iv'l], subst. speeksel, kwijl, gewauwel; verb. wauwelen, suffen; kwijlen; —ler = kwijler, suffer, dwaas, halfwijze.
  • Driven, [dr`iv'n], part. perf. van to dr`ive.
  • Drizzle, [dr`iz'l], subst. stof- of motregen; verb. mot- of stofregenen, in fijne deeltjes neervallen; Drizzly = stof.
  • Drogheda, [dr`ogid[e]]; Droitwich, [dr`ô`itid[vz]].
  • Droll, [droul], subst. grappenmaker, snaak; adj. snaaksch, grappig; verb, grappig zijn, grappen maken; —ery = snakerij; —y = grappig.
  • Dromedary, [dr`[a]m[e]d'ri], dromedaris.
  • Dromio, [dr`o`umiou].
  • Drone, [droun], subst. hommel, luiaard; gebrom, gegons, geneurie, baspijp (v. een doedelzak); verb, gonzen, brommen, opdreunen, luieren: The mon`o`tonous — of the wheel = gesnor; He —d out a little song = hij neuriede een liedje; —-bee = mannetjesbij; luilak; —-fly = bromvlieg; —-pipe = baspijp; Dronish = lui; subst. —ishness.
  • Drool, [drûl], kwijlen; druipen.
  • Droop, [drûp], neerhangen, versmachten, kwijnen, zinken, dalen, laten hangen; —ing-willow = treurwilg.
  • Drop, [drop], subst. droppel, kleine hoeveelheid, oorknopje, bonbon, daling, valluik, valdeur, tooneelscherm of gordijn (ook het vallen daarvan), drupsje; verb, druppelen, druipen, vallen, ophouden met, zich laten vallen, verliezen, (jongen) werpen, uitlaten, ter zijde leggen, opgeven, enz.: Kendal Black — = laudanum; A library — = het stel schermen, dat een bibliotheek voorstelt; It was a great —, a fall from the stars to the mire = een diepe val; To get the — on = den vinger tijdig (eerder dan een tegenstander) aan den trekker hebben (Amer.); He likes a — = houdt van een borrel; —s = droppels, borreltje, prisma's aan een luchter; bonbons: He is fond of his —s = houdt van een borrel; The bear fell down some ten feet of — = viel zoowat tien voet naar beneden; To — anchor; To — a bill = een wetsontwerp terugnemen; — me a line — schrijf me een lettertje; Let us — the official = het officieele laten varen; He —ped me a post-card = zond mij eene briefkaart; We shall — Sicily, and return by Marseilles = niet aandoen; He —ped his voice to a whisper = liet dalen: I never —ped a word on the subject = ik heb er nooit over