Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/329

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

DRIBBLE.


  • Dribble, [dr`ib'l], druppelen, kwijlen, beuzelen, laten druppelen, bekwijlen, zachtjes vooruit schoppen: Driblet = brokje, brokstukje, kleine som, klein troepje.
  • Drift, [drift], wat gedreven (of bijeengedreven) wordt door wind, water, ijs, enz.; hoop (sneeuw, b.v.), drijfkracht, loop, gang, doel, beteekenis, voornemen, strekking, drift (zeeterm), ruimnaald, horizontale mijngang, doorwaadbare plaats; verb. drijven (uit den koers), saamgedreven of (voort)gedreven worden, zich ophoopen, een doorgang in een mijn maken: The — of a current = richting en snelheid van een stroom; He —ed about = zwierf rond; He —ed into practice = kreeg zachtjes aan praktijk; —-ice = drijfijs; —-sand = stuifzand; —-wood = drijf- of wrakhout; —-age, [dr`iftid[vz]], afdrijving (van een schip); —less = doelloos.
  • Drill, [dril], subst. (dril)boor, een soort zaaimachine, exercitie, dril (= —ling): verb. doorboren, boren, drillen, exerceeren, graan in rijen zaaien: To be at — = aan het exerceeren: —-bow = drilboog; —-ground exercitieveld; —-harrow = fijne egge; —-master = drilmeester, gymnastiekleeraar; —-sergeant = sergeant-instructeur.
  • Drily, [dr`a`ili], droogjes, leuk.
  • Drink, [dri[n,]k], subst. teug, drank, borrel; verb. drinken, zich goed laten drinken, begeerig in zich opnemen: To be in — (= The worse for —) = dronken; That brute of a fellow is always on the — and gamble = aan 't zuipen en dobbelen; To — deep = sterk drinken; To — like a fish = als een tempelier; He took to —(ing) = raakte aan den drank; You cannot — him down = onder de tafel drinken; — off your glass = drink eens uit; The guinea was drunk out = verdronken; I — to the bride and bridegroom = drink op; I'll — (to) your health = (op) uwe gezondheid; —-money = drinkgeld, fooi; —offering = plengoffer; —able, drinkbaar; drank; —er = Hard —er = drinkebroer; —ing-bout = slemp- of zuippartij: —ing-fountain = drinkfontein; —ing-house = kroeg, bierhuis; —ing-song = drinklied.
  • Drip, [drip], subst. neervallen in druppels, dakkant, goot; verb. druppelen, laten druppelen: The —ping air of the twilight = de met waterdeelen bezwangerde avondlucht; The —ping(s) of the meat = het van aan 't spit gebraden vleesch afdruppelend vet (dit wordt opgevangen in de —ping-pan); —ping-caves = benedenste dakrand.
  • Drive, [draiv], ritje, oprijlaan, rijweg, drift (vee), opdrijven (v. wild), krachtige slag: (The — Zie Rotten Row); verb. drijven, voortdrijven, voortstormen, jagen, doelen op, slaan naar, ijverig werken, rijden, mennen, inslaan, aandrijven tot: Let —, boys! = slaat er duchtig op, jongens! To — a good bargain = een voordeeligen koop sluiten; You are driving a hard bargain = gij laat ook niets vallen; To — a trade in = handeldrijven in; They drove the