Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/359

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ENTHRAL.


  • houden, bezighouden, handhaven, voeden of koesteren, in overweging nemen, vermaken: I do not — the idea of it = ik denk er niet over; To — an offer, an overture = op een aanbod (voorstel) ingaan; To be —ed at (to) dinner = de gast zijn; —er = onderhouder, patroon, gastheer: I am the — = ik betaal; —ing = amusant; —ment = onthaal, gastvrijheid, feestmaal, vermaak, geestesgenot, koesteren (van gedachten).
  • Enthral, [[e]nthr`ôl], tot slaaf maken, onderwerpen, betooveren; subst. —ment.
  • Entrone, [[e]nthr`o`un] (Enthronize, [[e]nthr`o`unaiz]), ten troon verheffen, zetelen, wijden (een bisschop); subst. —ment.
  • Enthuse, [[e]nthj`ûz], in geestdrift (in vuur) geraken, vol geestdrift zijn (Am.): To — over; Enthusiasm, [[e]nthj`ûzi|azm], geestdrift, overdreven ijver; Enth`usiast = geestdriftig, vurig bewonderaar of vereerder; adj. |Enthusi`a`stic(al).
  • Entice, [[e]nt`a`is], verlokken of verleiden; subst. —ment.
  • Entire, [[e]nt`a`i[e]], adj. geheel, volkomen, oprecht, onbetwist, zuiver; subst. bier (direct v. de brouwerij), niet gecastreerd paard; subst. —ness = —ty.
  • Entitle, [[e]nt`a`it'l], aanspraak of recht geven op, betitelen, noemen.
  • Entity, [`entiti], zijn, aanwezen, bestaand iets: That remarkable —, the French people = dat merkwaardig geheel.
  • Entoil, [[e]nt`ô`il], verstrikken.
  • Entomb, [[e]nt`ûm], (levend) begraven; —ment = begrafenis.
  • Entomologic(al), [|ent[e]m[e]l`od[vz]ik('l)], entomologisch; |Entom`o`logist = entomoloog; Entomology, [|ent[e]m`ol[e]d[vz]i], insectenleer.
  • Entozoön, [|ent[e]z`o`u[e]n], ingewandsworm.
  • Entrails, [`entreilz], ingewanden, binnenste.
  • Entrain, [[e]ntr`e`in], ten gevolge hebben, meesleepen; inladen (in een trein): The troops —ed for Kimberley.
  • Entrammel, [[e]ntr`am'l], verwarren, verstrikken.
  • Entrance, [`entr'ns], binnenkomst, intrede, intocht, optreden, aanvaarding, toelating, ingang, monding, inklaring: His — into his office = het aanvaarden van zijn ambt; —-examination = toelatingsexamen; —-duty = invoerrecht; —-fee = inleggeld, entrée(geld); — money = toegangsprijs; — subscription = entree (bij het lid worden.)
  • Entrance, [[e]ntr`âns], verrukken, in geestverrukking brengen; subst. —ment.
  • Entrant, [`entr'nt], optredende, deelnemer.
  • Entrap, [[e]ntr`ap], in eene val vangen, verstrikken.
  • Entreat, [[e]ntrît], smeeken, dringend verzoeken: —ive words = smeekbeden; —y = dringend verzoek, smeekbede.
  • Entrée, Fr. uitspr., toegang; —s = Entremets, Fr. uitspr., tusschengerechten (in Engel.).
  • Entrench, [[e]ntr`en[vs]], verschansen (m. loopgr.); subst. —ment.
  • Entrepot, Fr. uitspr., hoofdstapelplaats, magazijn, entrepôt.