Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/368

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

EVAPORABLE.


  • Eulogist, [j`ûl[e]d[vz]ist], lofredenaar; adj. Eulog`i`stic(al); Eulogium, [jul`o`ud[vz]'m] = Eulogy, [j`ûl[e]d[vz]i], lofspraak; Eulogize, [j`ûl[e]d[vz]aiz], loven.
  • Eumenides, [jum`enidîz], de Furiën.
  • Eunuch, [j`ûn[e]k], eunuch; —ism, het eunuch wezen, castreeren; — verb. —ize, castreeren.
  • Eupepsia, [j|up`ep[vs]i[e]] = Eupepsy, [jup`epsi], [j`ûpepsi], normale spijsvertering; Eup`e`ptic = met goede spijsvertering.
  • Euphemism, [j`ûfimizm], verzachtende uitdrukking; adj. |E|uphem`i`stic(al).
  • Euphonic(al), [juf`onik('l)], Euphonious, [juf`o`uni[e]s], welluidend; Euphonism, [j`ûf[e]nizm], harmonie der klanken; Euphonize, [j`ûf[e]n|a|iz], welluidend maken; Euphony, [j`ûf[e]ni], welluidendheid.
  • Euphrasy, [j`ûfr[e]si], oogentroost.
  • Euphrates, [jufr`e`itîz].
  • Euphues, [j`ûfju|îz]; Euphuism, [j`ûfjuizm], gemaakte, gezochte, overdreven sierlijke manier van uitdrukken; adj. Euphu`i`stic(al).
  • Eurasia, [jur`e`i[vs][e]], [jur`e`i[vz][e]], Europa en Azië; —n = Europeesch-Aziatisch; een uit het huwelijk van een Europeaan en Aziate geborene.
  • Eureka, [jur`îk[e]], Eureka: — overcoat = piekfijne.
  • Europe, [j`ûr[e]p]; —an, [j|ûr[e]p`î[e]n], Europeaan; Europeesch; —anize, [jûr[e]p`î[e]n|a|iz] = invoeren van Europeesche zeden, enz.
  • Eurus, [j`ûr[e]s], (Zuid)oostenwind.
  • Eustace, [j`ûstis]; Eustachian, [just`e`ikj'n]: — tube = Eustachiaansche buis; Eustatia, [just`e`i[vs][e]].
  • Euston, [j`ûst'n].
  • Euterpe, [jut`[â]pi], Euterpe; palmsoort; kapellensoort; adj. Eut`e`rpean.
  • Euthanasia, [j|ûth[e]n`e`i[vz][e]], Euthanasy, [juth`an[e]si], zachte dood; middel daarvoor.
  • Euxine (The), [dh[e]j`ûksin], de Zwarte Zee.
  • Eva, [îv[e]], Eva.
  • Evacuant, [iv`akju[e]nt], subst. en adj. purgeerend (middel); ventiel; Evacuate, [iv`akju|e|it], ontruimen, purgeeren, uitwerpen, ledigen; |Evacuation = stoelgang, ontruiming.
  • Evade, [iv`e`id], ontduiken, ontwijken, ontgaan, ontglippen, verijdelen, uitvluchten maken: To — the law = ontduiken.
  • Evan, [`ev'n]; Evans, [`ev'nz].
  • Evanesce, [|ev[e]n`es], verdwijnen; subst. —nce; —nt = verdwijnend, voorbijgaand, oneindig klein.
  • Evangel, [iv`an[vz]'l], evangelie; —ic, [|îv'nd[vz]`elik], evangelisch = —ical, ook subst. een aanhanger van de Low Church; —ism, [iv`an[vz][e]lizm], evangelieprediking; Ev`a`ngelist; |Evangeliz`ation = evangelisatie; —ize, [iv`an[vz][e]l|a|iz], het evangelie prediken, evangeliseeren.
  • Evangeline, [iv`an[vz][e]l(a)in].
  • Evanish, [iv`ani[vs]], verdwijnen; subst. —ment = |Evan`i`tion.
  • Evaporable, [|iv`ap[e]r[e]b'l], verdampbaar; Evaporate, [iv`ap[e]r|e|it], verdampen, uitwasemen, drogen, verdwijnen, luchten (van toorn, b. v.); |Evapor`ation, verdamping; Ev`a`por|ative = verdampings..; |Ev`a`por|ator = verdampingstoestel; Evaporometer, [|îvap[e]r`om[e]t[e]], verdampingsmeter.