Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/375

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

EXHIBIT.


  • —ed = uitverkocht; —ed receiver = leeggepompte klok (van eene luchtpomp); —-pipe = afvoerpijp (v. stoom); —-valve = afvoerklep; —er = exhauster, oppomper, opzuiger; —ible = uitputtelijk; —ion, [[e]gz(h)`ôstj'n], uitputting, vermoeienis, uitpompen, uitstroomen; —ive == volledig, alleruitvoerigst: He sent me — information about that subject = volledige inlichtingen; —less = onuitputtelijk.
  • Exhibit, [[e]gz(h)`ibit], subst. uitstalling, tentoongesteld voorwerp, bewijsstuk, staat; verb. tentoonstellen, uitstallen, vertoonen, formeel indienen of overleggen; voorschrijven (van geneesmiddelen); Exhibition, [|eks(h)ib`i[vs]'n], tentoonstelling, vertooning, indiening of òverlegging van bewijsstukken, studiebeurs, openbare les met prijsuitdeeling; het voorschrijven (van geneesmiddelen); lijftocht: He made an — of himself = hij stelde zich belachelijk aan; He has an interesting collection on — = heeft {{... ingezonden; —-room = tentoonstellingszaal; —er, [|eksib`i[vs][e]n[e]], iemand, die van eene beurs studeert; —ist = executant; Exhibitive = voorstellend; Exhibitor = vertooner, exposant; adj. —y.
  • Exhilarant, [[e]gz(h)`il[e]r'nt], subst. en adj. vervroolijkend of opbeurend (middel); Exhilarate, [[e]gz(h)`il[e]r|e|it], opvroolijken, verblijden; subst. |Exhilar`ation = opvroolijking, vroolijkheid.
  • Exhort, [[e]gz(h)`öt], vermanen, waarschuwen, aanzetten, aansporen; subst. Exhortation, [|eks(h)öt`e`i[vs]'n]; —ative; —atory = vermanend; —er = vermaner.
  • Exhumation, [|eks(h)jum`e`i[vs]'n], opgraving; Exhume, [[e]gz(h)j`ûm], opgraven.
  • Exigence, [`eksid[vz]|ens], Exigency, [`eksid[vz]|ensi], noodzakelijkheid, urgentie, behoefte, benoodigd bedrag, vereischte; adj. `E`xigent.
  • Exiguity, [|eksigj`ûiti], kleinheid, onvoldoendheid; Exiguous, [[e]gz`igju[e]s], gering, klein, schraal.
  • Exile, [`eksail], [`egzail], subst. balling, verbanning; verb. verbannen: To pass sentence of — on.
  • Exist, [[e]gz`ist], zijn, bestaan, leven; —ence = bestaan, zijn; —ent.
  • Exit, [`eksit], het heengaan (v. het tooneel), aftreden, uitgang, verscheiden, dood: He made his — = hij trad af, stierf.
  • Exmouth, [`eksm[a]th].
  • Exodus, [`eks[e]d[a]s], Exodus: General — = algemeene uittocht.
  • Ex officio, [|eks|of`i[vs]iou], ambtshalve.
  • Exon, [`eks[e]n], titel van de 4 officieren der Yeomen of the Guard, in rang onder den Ensign.
  • Exonerate, [[e]gz`on[e]r|e|it], zuiveren, vrijspreken; ontheffen, ontlasten; subst. |Exoner`ation; adj. Ex`o`ner|ative.
  • Exorbitance, [[e]gz`öbit'ns], overdrijving, buitensporigheid; Ex`o`rbitant = buitensporig: — bill = hooge rekening, hooge prijs.
  • Exorcize, [`eks|ös|a|iz], [[e]gz`ösaiz], uitdrijven, uitbannen (van booze geesten); `E`xorc|izer of `E`xorcist = duivelbanner.
  • Exordium, [[e]gz`ödj'm], inleidend woord, aanhef; Ex`o`rdial = inleidend.