Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/39

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

ALLOCATE.


  • Allocate, [`al[e]k|e|it], toewijzen; Alloc`ation, toewijzing.
  • Allocution, [|al[e]kj`û[vs]'n], allocutie, Latijnsche toespraak v. d. Paus tot de verg. kardinalen.
  • Allodial, [[e]l`o`udj'l], allodiaal; Allodium, [[e]l`o`udj'm], allodium.
  • Allonge, Fransche uitspr., verlengstuk; uitval; leireep.
  • Allopath, [`al[e]path], allopaat; adj. |Allop`a`t`hic; All`o`pathist = allopaat; Allopathy, [[e]l`op[e]thi], allopathie.
  • Allot, [[e]l`ot], volgens het lot toebedeelen, toewijzen; —ment = toewijzing; halve soldij of huur aan het gezin van soldaat of matroos: —ments-act (1887) = wet, waarbij de Sanitary Authority v. een district wordt gemachtigd stukken grond te koopen of te onteigenen ten behoeve van arbeiders, die zich voor het huren daarvan aanmelden; Allot`e`e = wien iets toebedeeld wordt; —ter = toebedeeler.
  • Allow, [[e]l`a`u], toestaan, veroorloven, erkennen, aftrekken, beweren (Amer.): — for = in aanmerking nemen; aftrekken; He was —ed a hundred a year = hij kreeg; He is —ed to be a fool = iedereen geeft toe dat hij is; The estimate does not — for any increase of value = bij de schatting is geen rekening gehouden met; He —s of your excuse = neemt aan; The season —s of it now = veroorlooft; —able, veroorloofd, af te trekken, rechtmatig; Allowance = vergunning, rabat, rantsoen, toelage; — verb. eene toelage geven; op dieet stellen: Dress — = kleedgeld; Regulation — = rantsoen; His weekly — = weekgeld; I will give due — for that fact = voldoende rekening houden met; You must make —(s) for his hard words = door de vingers zien; To place on an — = op rantsoen stellen.
  • Alloy, [[e]l`ô`i], subst. allooi, bijmenging, vermindering; — verb. legeeren: Without — = onvermengd; —age, legeering.
  • Allude, [[e]l(j)`ûd], zinspelen, toespelen: Did you — to that circumstance?
  • Allure, [[e]l(j)`û[e]], aanlokken, verlokken; —ment, verlokking, aas, aantrekkelijkheid.
  • Allusion, [[e]l(j)`û[vz]'n], toespeling; All`usive = toespelend; subst. —ness.
  • Alluvial, [[e]l(j)`ûvj'l], alluviaal; All`uvion, alluvie; All`uvium = alluvium.
  • Ally, [[e]l`a`i], subst. bondgenoot; verb. verbinden: To be allied = verbonden (verwant) zijn.
  • Alma(h), [`alma], Oostersche zangeres en danseres.
  • Almadia, [alm[e]d`î[e]]; Almadie, [`alm[e]di], eene boot of kano van boombast (Indië, Afrika).
  • Almagra, [[e]lm`agr[e]], almagra.
  • Almanac, [`ôlm[e]nak], almanak: Pictorial — = geïllustreerde; — of the million = volks-almanak.
  • Almandine, [`alm'nd(|a)in], roode granaat.
  • Almightiness, [ôlm`a`itin[e]s], almacht; Almighty, [ôlm`a`iti], almachtig: subst. de Almacht(ige): God —; The — dollar = de almacht v. h. geld.
  • Almond, [`âm'nd] of [`alm[e]nd], amandel: