Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/391

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

FAMINE.


  • *iar|ize = gemeenzaam maken, gewennen; Family, [f`amili], huisgezin, (vrouw en) kinderen, familie, geslacht, groep: Mr. W's — = de fam. W.; —-man = huisvader; —-medicine = huismiddeltje; —-tree = stamboom; —-way: His wife is in the —-way = in gezegende omstandigheden.
  • Famine, [f`amin], hongersnood, schaarschte, gebrek; Famish, [f`ami[vs]], uithongeren, verhongeren, versmachten.
  • Famous, [f`e`im[e]s], beroemd, vermaard, berucht; subst. —ness.
  • Famulist, [f`amjulist], student van ondergeschikten rang aan de universiteit te Oxford.
  • Fan, [fan], subst. waaier, wan, blaasbalg, prikkel; — verb. koelte toewaaien, wannen, aanzetten, aanwakkeren: He —ned the racial hatred = wakkerde aan; —-light = halfronde lichtschepping boven eene huisdeur; —-tail = duif, met waaiervormigen staart, vleermuis (gasbrander); kap met verlengstuk van kolendragers; —ning-machine, [f`ani[n,]m[e][vs]|în], —ning-mill = builmolen, wanmachine.
  • Fanal, [f[e]n`al], [f[e]n`âl], [f`e`in'l], lichttoren, lichttoestel.
  • Fanatic, [f[e]n`atik], adj. dweepziek; subst. dweper; —al = fanatiek; —ism = fanatisme.
  • Fancier, [f`ansi[e]], kweeker, liefhebber (van vogels, enz.). Fanciful, [f`ansiful], hersenschimmig, ingebeeld, grillig, phantastisch; subst. —ness; Fancy, [f`ansi], subst. verbeelding, fantasie, verbeeldingskracht, gril, lust, smaak, voorliefde, liefhebberij; adj. ingebeeld, overdreven, elegant, mode - -, phantasie..; — verb. zich verbeelden, zich voorstellen, eene voorliefde opvatten voor, aangenaam vinden; lusten: The — = in 't algemeen sportmenschen, vooral worstelaars, hondenliefhebbers, etc.; He took a — to it = hij kreeg er zin in; Only — = stel je voor; If you — the idea, I will act accordingly = als het denkbeeld bijval bij u vindt; Is there nothing, that you can —? = is er niets, dat u bevalt, dat ge lust? —-articles, —-goods = weelde-artikelen; —-ball = gecostumeerd bal = —-dress ball; —-fair = liefdadigheids-*bazaar; —-goods = galanterieën; —-man = souteneur; — price = bespottelijk hooge prijs; —-shop = galanteriewinkel; —-sick = eenigszins getroubleerd van geest; —-skater = kunstschaatsenrijder; —-stationer = verkooper van luxepostp., galanterieën, enz.; —-work = handwerkje.
  • Fandango, [f'nd`a[n,]gou], Spaansche dans.
  • Fane, [fein], tempel, heilige plaats; weêrhaan.
  • Fanfare, [f`anfê[e]], [fanf`ê[e]], fanfare, pocherij.
  • Fanfaron, [f`anf[e]ron], snoever; —ade, [f`anf[e]r[e]n|e|id], snorkerij, gebluf.
  • Fang, [fa[n,]], slagtand, gifttand, klauw; —less = zonder klauwen, etc.
  • Fanion, [f`anj'n], klein vlaggetje.
  • Fannel, [f`an'l]. Zie Fanon.
  • Fanny, [f`ani].
  • Fanon, [f`an[e]n], zijden vierkleurige schouderdoek, welke na het cingulum (sjerp) over de alb wordt gelegd, een speciaal pauselijk