Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/392

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

FARM.


  • gewaad bij kerkdiensten; manipel; witgedekte tafel waarop de offeranden voor de mis worden geplaatst.
  • Fantasia, [f[e]nt`âzia], [fant[e]z`îa]; muzikale fantasie; Fantastic (= —al), [f[e]nt`astik('l)], fantastisch, grillig; subst. phantast; —ness; Fantasy, [f`ant[e]si]. Z. Fancy.
  • Fan-tods, [f`antodz], landerigheid: I got the — = het begon me te vervelen, ik kreeg het land.
  • Fantoccini, [f|antout[vs]`îni], marionetten-theater.
  • Far, [fâ], ver, afgelegen, zeer, groot: That does not go very — = daar komen we niet ver mee; This cocoa is best and goes —thest = en is het voordeeligst in het gebruik; We had to go —-about = een heelen omweg maken; —-away = ver weg, verstrooid; To reach — back into antiquity = ver teruggaan; — and away = verreweg; — and near, — and wide = heinde en ver, overal; Few and — between zelden voorkomend; —-fetched = vergehaald, vergezocht; — forth = heel ver; In the —-gone = in ouden tijd; He is —-gone in that science = heeft het een heel eind gebracht in; — gone in love = tot over de ooren verliefd; — gone in drink, consumption = erg dronken, in een ver stadium van tering; — in with = zeer intiem met; —most = verst; —-off = op een grooten afstand; wezenloos, starend; — other = heel anders; You are — out = hebt het heelemaal mis; —-reaching = ver-reikend; —-sighted = verziende, omzichtig; subst. — sightedness; — West = het gedeelte der Unie ten W. van den Mississippi; By — = verreweg; So — as I am concerned = wat mij aangaat; So — so good = tot hiertoe is het in orde.
  • Faradization, [f|ar[e]d(a)iz`e`i[vs]'n], behandeling van ziekten door electrische stroomingen, ook: F`a`radism, naar Faraday genoemd; F`a`radize = electriseeren.
  • Farce, [fâs], klucht, kort blijspel; Farcical, [f`âsik'l], kluchtig, grappig; subst. —ness.
  • Farcin, [f`âsin], Farcy, [f`âsi], ziekel. aandoening der lymphklieren bij paarden.
  • Fare, [f`ê[e]], subst. voedsel, kost, gerecht, vracht, passagier; — verb. zich bevinden, varen, gaan, zich voeden: Half —s = halve of kinderkaarten; Regulation — = tarief; Bill of —s = tarief (in omnibus of huurrijtuig); Bill of — = menu, spijskaart; — you well = vaarwel; —-meter (for cabs) = taxometer; Farewell, [fê[e]w`el], subst. afscheid, vaarwel: He bade — to his country = zeide vaarwel; adj. afscheids{{... ([f`ê[e]w|el]): A — address = afscheidsrede; interj. ([fê[e]w`el]) vaarwel! adieu!
  • Farina, [f[e]r`a`in[e]], [f[e]r`în[e]], bloem van meel; zetmeel; Farinaceous, [f|arin`e`i[vs][e]s], melig, meel bevattend: — food = meelkost; Farinose, [f|arin`o`us], meelhoudend, met meelachtig stof bedekt.
  • Farm, [fâm], subst. boerderij, pachthoeve; — verb. pachten, verpachten, bebouwen, den landbouw uitoefenen, kinderen uitbe{{peh