Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/463

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

GIZZARD.


  • gooien; The enemy gave back pell-mell = week in verwarring; It was —n forth by everybody = het werd door iedereen verteld; You must — in to me that you were wrong = mij toegeven; To — on = uitkomen op (tuin of straat); To — out = uitdeelen, aankondigen; uitgeput zijn of raken; To — out a text = voor- of oplezen; He gives himself out for something bigger than he is = zich voordoen als, uitgeven voor; It was given out publicly = publiek aangekondigd, bekend gemaakt; The lamp gave out a flickering light; To — out lessons = opgeven; The ammunition gave out = raakte op; I had —n it over = het opgegeven; He gave himself over to drinking = hij verslaafde zich aan den drank; He was —n up by the doctors = de geneesheeren hadden hem opgegeven; He gave himself up to the police = hij leverde zichzelf in handen der politie; To — up an establishment = eene zaak opheffen, likwideeren; He gave himself up to that delight = gaf zich over aan {{...; Quebec gave itself up = gaf zich over; He preferred to — up work before work gave him up; He is —n to study = hij wijdt zich aan, houdt veel van studie; He is not much given to talk = houdt niet van veel praten; A —-name = doopnaam (Amerika).
  • Gizzard, [g`iz[e]d], krop: He frets his — = hij ergert zich.
  • Glabrate, [gl`e`ibrit], glad, kaal, onbehaard = Glabrous, [gl`e`ibr[e]s].
  • Glacial, [gl`e`i[vs][e]l], bevroren, ijs{{..., gletscher{{...; Glaciate, [glei[vs]ieit], bevriezen, tot ijs worden; subst. Gl|aci`ation; Glacier, [gl`asi[e]], [gl`e`i[vs][e]], gletscher.
  • Glacis, [gl`e`isis], schuinte, glooiing.
  • Glad, [glad], adj. blij, verheugd, vroolijk; schitterend; verb. blij maken of worden: I am — of it = ik ben er blij om; I shall be — to do it = het zal mij aangenaam zijn; He was — at finding us = dat hij ons vond; —den = verblijden; subst. —ness adj. —-some.
  • Glade, [gleid], open ruimte in een bosch; wak in 't ijs (Amer.).
  • Gladiate, [gl`adi|it], zwaardvormig; Gladiator, [gl`adi|e|it[e]], zwaardvechter, strijder; adj. Gl|adiat`orial; Gladiole, [gl`adioul], zwaardlelie = Gladiolus, [gl|ad`a`i[e]l[a]s], [gl|adi`o`ul[e]s].
  • Gladstone, [gl`adst'n], Gladstone; soort rijtuig; valies = — bag; Gladst`onian = aanhanger van G.; ook adj.
  • Glair, [gl`ê[e]], subst. eiwit, eiwitachtige stof; verb. vernissen, bestrijken met; adj. —y.
  • Glaive, [gleiv], zwaard.
  • Glamis, [glâms], [gl`amis].
  • Glamour, [gl`am[e]], subst. betoovering, oogenbegoocheling, tooverspreuk; verb. begoochelen, betooverend schilderen: He —ed the mountains with a fascination that none could resist = hij schilderde de bergen onweerstaanbaar betooverend.
  • Glance, [glâns], subst. lichtstraal, flikkering, blik, oogopslag, lichte aanraking, lonk, wenk; verb. stralen schieten, schieten langs;