Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/472

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

GOOD.


  • Goloe-shoe, [g[e]l`o`u[vs]|û], (elastieken) overschoen = Golosh(e).
  • Gombeen, [gomb`în], Iersch woekeraar.
  • Gomuti, Gomuto, [g[e]m`ûti], [g[e]m`ûtou], arengpalm; de zwarte vezels daarvan.
  • Gondola, [g`ond[e]l[e]], gondel, platboomde vrachtboot; perronwagen (Amer.); Gondolier, [g|ond[e]l`î[e]], gondelier.
  • Goneril, [g`on[e]ril].
  • Gonfalon, [g`onf[e]l|on], Gonfanon = lansvaantje; kerkbanier.
  • Gong, [go[n,]], gong (een tambourijnvormig metalen instrument waarop met een omwoelden stok wordt geslagen, en dat in vele Engelsche huizen in plaats van de etensbel wordt gebruikt); heimelijk gemak; —-punch. Zie Bell-punch (Amerik.).
  • Goniometer, [g|o|uni`om[e]t[e]], goniometer; Goniometry, [g|o|uni`om[e]tri], goniometrie.
  • Good, [gud], goed, zoet, geschikt, vroom, aanzienlijk, juist, getrouw; subst. het goed(e), voordeel, welzijn, genot, nut, goede hoedanigheden: It's no — = geeft niet(s); What's the — of it = waartoe dient het? For the — of the house = ten voordeele van den landheer; For — (and all) = voor goed, volkomen; —s = goederen, waren, materiaal: —s and chattels = have en goed; —s shed = goederenloods; —s train = goederentrein; Ill-gotten —s seldom prosper = kwalijk verkregen goed gedijt niet; Five shillings to the — = tegoed, credit, vooruit; He has behaved as — as gold = is erg zoet geweest; She gave her as — as she got = betaalde haar met gelijke munt; He is as — as his word = hij vervult trouw wat hij belooft; His fortune is as — as made = vrij wel; —! = dat is goed, mooi zoo! That is —! = dat is ook mooi! That is a — one! = een goeie grap, wat moois! A — deal, A — many = zeer vele; A — ten miles, A — — two months = ruim, een goeie; In — sooth = in waarheid; In — time = tijdig, in gunstige omstandigheden; On (from) — authority = uit goede bron; Well and — = alles goed en wel; Not — for much = niet veel waard; That is —-for-nothing = dat is nietswaardig; A —for-nothing (fellow) = nietswaardige (kerel); He has made — his name = zijn naam eer aangedaan; To make — damages, a loss = vergoeden; He has seen (thought) — to do it = het heeft hem goed gedacht (behaagd); He (It) stands — = is soliede; — behaviour: He was released on his — behaviour = hij werd ontslagen (uit de gevangenis) onder de verplichting, dat hij zich goed zou houden; — breeding = hoffelijkheid, wellevendheid; —-conditioned = in goeden staat zijnde; —-day = goeden dag (bij komen of heengaan); —-bye = goeden dag (bij heengaan voor geruimen tijd): I will not say —-bye yet = ik zie je nog wel; —-evening = goeden avond; —-faced = met gunstig uiterlijk; —-fellow = gezellige, goedaardige kerel; —-fellowship = kameraadschap; —-folk(s) = feeën; — Friday = Goede Vrijdag; —-graces = gunst; —-*