Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/499

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

HANG.


  • werd driftig; He knows how to — the matter = weet de zaak aan te pakken; The guns were well —d = goed bediend; Handling = hanteering, behandeling.
  • Handsel, [h`ands'l], subst. handpenning, handgift, eerste verkoop, geschenk, etc.; — verb. een handpenning geven, handgeld geven.
  • Handsome, [h`an(d)s'm], mooi, knap, goedgevormd, edel, mild, royaal, ruim: — is, what — does = aan de vruchten kent men den boom; To come down —ly = over de brug komen, zich royaal betoonen.
  • Handy, [h`andi], handig, vlug, bij de hand, nabij: The book has found a place on the handiest shelf of every student = staat voor het grijpen bij; The children were playing at —-dandy = de kinderen speelden: "Ra, ra, in welke hand?"; —man = helper, handlanger.
  • Hang, [ha[n,]], subst. helling, verbindingswijze, neiging, richting; — verb. hangen, ophangen, behangen: He has got the — of it (Amer.) = hij is er volkomen mede vertrouwd, heeft er den slag van beet; The general — of the work is disappointing = gang, richting; He —s about her = maakt veel werk van haar, is altijd om en bij haar; Many boys were —ing about the stables = hielden zich op bij de stallen; Do not — back = krabbel niet terug, doe het niet met tegenzin; He hung down his head = liet hangen; All the hearers — on his lips = hangen aan; The thing was hung on by the eyelids = was er slechts even of onvoldoende mee verbonden; He —s on his party as faithfully as may be expected = hij kleeft zijne partij aan; Where do you — out = waar woont gij, hangt gij uit?; All the flags were hung out = uitgestoken; I — over to that opinion = hel naar die meening over; They — together like burs = hangen als klissen aan elkander; The matter was hung up = bleef onbeslist; Be —ed to'em = laten ze naar den duivel loopen; The suit hung = het proces werd gerekt, uitgesteld; To — fire = niet dadelijk afgaan, besluiteloos zijn, op zich laten wachten, niet willen gelukken; Time —s heavy on my hands, —s heavy to-day = valt mij lang; We have been —ing in doubt = in onzekerheid verkeerd; Men have —ed for less than this = kregen den strop; —-dog = galgebrok, schurk: A —-dog look = een armezondaarsgezicht, -blik; —man = beul; —-nail = nijdnagel; —-nest = hangend nest; —-net = hangnet; —er = hangstuk, haak, ophanger, hartsvanger, korte sabel; woud of boschje (langs eene heuvelhelling); —er-on = aanhanger, afhangeling, klaplooper; —ing, subst. het hangen of ophangen, vertoon; behang, wandtapijt, adj. steil, den dood verdienend, strafbaar met den dood: That is a —ing-affair = eene halszaak; —ing-clause = bepaling, met wier niet-nakoming het leven gemoeid is; —ing-garden = hangende tuin; —ing-guard = verdedigende houding met een sabel; —ing judge = rechter, die het