Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/522

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

HIND.


  • — Mountains = The —s = het Himalayagebergte.
  • Hind, [haind], subst. hinde; boer, boerenarbeider, knecht.
  • Hind, [haind], achterste: — before = achterstevoren; With their heads turned — foremost = achterstevoren; —-leg = achterpoot; —most = achterste; —er, [h`a`ind[e]], achterste, laatste = —ermost = laatste.
  • Hinder, [h`ind[e]], hinderen, verhinderen, beletten, moeielijkheden in den weg leggen: He —ed me from coming = belette mij; Hind(e)rance, [h`indr'ns], hindernis, nadeel = —er, ook hij die verhindert.
  • Hindi, [h`indî], Noord Ind. dialect; Indiër.
  • Hindoo, Hindu, [h`indû], [hind`û], subst. en adj. Hindoe(sch); Hinduism, [hindûizm], leer der Hindoes; Hindu Kush, [h`induk|û[vs]]; Hindustan, [hindust`ân]; Hindustani, [hindust`ânî], Hindostansch(dialect).
  • Hinge, [hin[vz]], subst. hengsel, scharnier, spil; — verb. van hengsels voorzien, draaien, steunen, afhangen: Things are off the —s = de boel is in de war; Everything —s on that fact = om dat feit draait alles.
  • Hink, [hi[n,]k], sikkel.
  • Hinny, [h`ini], subst. muildier; — verb. hinniken.
  • Hint, [hint], subst. zinspeling, wenk; — verb. zinspelen, een wenk geven, aan de hand doen, toespelingen maken: Do not — at a present = maak vooral geene toespeling op; The beauties of nature are not only —ed, but brought home = niet slechts aangeduid, maar voelbaar gemaakt; He took the — = begreep den wenk.
  • Hip, [hip], subst. heup; graatspar of hoekkeper van een tentdak; bottel van de hondsroos; —s = zwaarmoedigheid; To catch on the — = in de macht krijgen; To have on the — = in de macht hebben, overwinnen; The government was beaten — and thigh = bleef verschrikkelijk in de minderheid; To smite — and thigh = den schenkel en de heup (Richt. XV, 8); —-bath = zitbad; —-gout = heupjicht; —-joint = heupgewricht; —-roof = tentdak; —-shot = ontheupt, lam; —-tree = hondsroos; —ped = met ontwrichte heup; somber, gedrukt: You are —ped, you want more society = je bent zwaarmoedig ("hiep"); —pish = somber, gedrukt.
  • Hippocampus, [h|ip[e]k`amp[e]s], zeepaardje; Hippocras, [h`ip[e]kr|as], hipokras; Hippocrates, [hip`okr[e]tîz]; Hippocratic, [h|ip[e]kr`atik], Hippocratisch: — face = gelaat van een stervende even vóór de dood intreedt. Hippocrene, [h`ip[e]kr|în], [h|ip[e]kr`înî], Hengstebron; Hippodrome, [h`ip[e]dr|o|um], circus, wedstrijd met vooraf afgesproken resultaat (Amer.); Hippogriff, [h`ip[e]gr|if], gevleugeld paard; Hippolyta, [hip`olit[e]], Hippolyta; Hippopathology, [hip[e]p[e]th`ol[e]d[vz]i], leer der paardenziekten; Hippophagist, [hip`of[e]d[vz]ist], eter van paardenvleesch; The man's h|ippopot`a`mic manner = 's mans lompe, onbehouwen manier; Hippopotamus, [h|ip[e]p`ot[e]m[a]s], nijlpaard, rivierpaard.
  • Hircania, [h[â]k`e`ini[e]].