This page needs to be proofread.
HURRY.
- Hung, [h[a][n,]], opgehangen; —-beef = rookvleesch.
- Hungarian, [h[a][n,]g`êrj'n], subst. en adj. Hongaar(sch); Hungary, [h`[a][n,]g[e]ri], Hongarije: —-water = rosmarijn (reuk)water.
- Hunger, [h`[a][n,]g[e]], subst. honger, sterk verlangen, dorst (fig.); — verb. hongeren, hunkeren, uithongeren: — is the best sauce = is de beste kok (saus); A pale, —ed woman; —-bit(ten) = door honger gekweld, uitgehongerd; —-rot = soort v. hongerschurft bij schapen; Hungry, [h`[a][n,]gri], hongerig, uitgehongerd, hunkerend, schraal, onvruchtbaar: A — belly has no ears = een hongerige buik heeft geen ooren; — evil = geeuwhonger (bij paarden).
- Hunk, [h[a][n,]k], homp, groot brok.
- Hunker, [h`[a][n,]k[e]], conservatief (Am.).
- Hunks, [h[a][n,]ks], vrek.
- Hunt, [h[a]nt], subst. (vossen)jacht, troep jagers, jachtgebied; — verb. jagen, afjagen, nazetten, najagen, vervolgen, opzoeken: He is out of the — altogether = kan heelemaal niet mee; To — down (To — to death) = doodjagen; To — high and low = overal zoeken; They were —ing for riches, etc. = jaagden na; I have —ed it out at length = het eindelijk opgesnord; I have not been able to — up that expression = heb niet kunnen vinden; They were playing at — the slipper = speelden "slofje onder"; —-counter = jachthond, die het spoor achteruitloopend volgt; slecht jager; beuzelaar; Hunter = jager, jachtpaard, jagershorloge: I am as hungry as a — = ik heb een honger als een paard; Hunting = het jagen (op vossen), drijfjacht; —-box = jachthuis; —-crop = jachtzweep; —-horn = jachthoorn; —-horse, —-nag = jachtpaard; —-shirt = jachtvest; —-watch = jachthorloge (met openspringend deksel); Huntress; Huntsman = jager; jachtknecht met de zorg en leiding der honden belast.
- Hurdle, [h`[â]d'l], subst. horde (waarop vroeger o. a. misdadigers naar de galg werden gesleept), fascine, heining; —-race = wedren met hindernissen, over heggen.
- Hurds, [h[â]dz]. Zie Hards.
- Hurdy-gurdy, [h`[â]dig`[â]di], lier (draaiorgel).
- Hurkaroo, Hurkaru, [h`[â]k[e]rû], loopjongen, koerier (Brit. Indië).
- Hurl, [h[â]l], subst. krachtige worp; — verb. slingeren, werpen, (zich) storten op, uitstooten, het hurley spel spelen; —er = hurley-speler; Hurley = hurley, of hockey-*spel.
- Hurly-burly, [h`[â]lib`[â]li], verwarring, tumult.
- Huron, [hj`ûr[e]n]: Lake —.
- Hurrah, [hur`â], subst. en interj. hoera! — verb. hoera roepen, met hoera's begroeten = Hurray, [hur`e`i].
- Hurricane, [h`[a]rik|e|in], orkaan ; —-deck = brug-, of bovendek; —-house = Crow's nest.
- Hurry, [h`[a]ri], subst. overgroote haast, overijling, verwarring, gewoel; buis voor het lossen van steenkolen uit spoorwagens in schepen; — verb. haasten, drijven, verhaasten, haast maken, overhaasten: There's no — = er is geen haast bij;