Page:1920 - Engelsch-Nederlandsch Woordenboek DP.pdf/604

From Wikisource
Jump to navigation Jump to search
This page needs to be proofread.

JUNCACEOUS.


  • = voorbarige gevolgtrekkingen maken; My judgment —ed (in) with his = stemde overeen met; He was —ed off at the last fence = afgeworpen; To be —ed on (with both feet) = (ernstig) berispt worden; Great wits — together = stemmen overeen; —-seat = open wagentje met neerklappende zitplaats(en); —er = springer, sprinkhaan, kaasmijt, boorwerktujg, soort trui; The —ers = godsdienstige sekte (die God "huppelend" meent te moeten dienen); —ing-jack = hansworst; A —ing-off place = springplaats; —ing-pole = polsstok; —ing-sheet = springzeil; —y = bewegelijk, zenuwachtig.
  • Juncaceous, [d[vz][a][n,]k`e`i[vs][e]s], biesachtig; Juncous, [d[vz]`[a][n,]k[e]s], vol biezen.
  • Junction, [d[vz]`[a][n,]k[vs]'n], verbinding, vereeniging, vereenigingspunt; —-railway = verbindingsspoor.
  • Juncture, [d[vz]`[a][n,]kt[vs][e]], verbindingspunt, naad, verbinding; bepaald of kritiek oogenblik, tijdsgewricht: At (in) this —.
  • Juncus, [d[vz]`[a][n,]k[e]s], bloembies.
  • June, [d[vz]ûn], Juni.
  • Jungle, [d[vz]`[a][n,]g'l], tropische wildernis; —-fever = tropische wisselkoorts; —-market = markt van actiën der West.-Afrik. handelsvereenigingen.
  • Junior, [d[vz]`ûnj[e]], jonger, lager; jongere, lager geplaatste; subst. beginnend advocaat, die, om zich te oefenen, een ouder collega assisteert; —ity, [d[vz]|ûni`oriti], toestand van een junior.
  • Juniper, [d[vz]`ûnip[e]], jeneverstruik: — berry.
  • Junius, [d[vz]`ûni[e]s].
  • Junk, [d[vz][a][n,]k], jonk (Chineesch vaartuig), brok, homp, oud kabel- en touwwerk, taai pekelvleesch, rommel; —-bottle = dikke porter-*flesch (Amer.); —-dealer = scheepstagrijn (Amer.); —-shop; —-wad = prop van pluiswerk tusschen lading en kogel.
  • Junket, [d[vz]`[a][n,]k[e]t], subst. dikke room, wrongel; soort lekkernij; fuif, picnic (Amer.); — verb. fuiven; —er; —ing excursion (—ing party).
  • Juno, [d[vz]`ûnou], Juno; Junonian, majestueus.
  • Junta, [d[vz]`[a]nt[e]], Junta.
  • Junto, [d[vz]`[a]ntou], geheime raad, complot, kliek.
  • Jupiter, [d[vz]`ûpit[e]], Jupiter. Jura, [d[vz]`ûr[e]].
  • Jurat, [d[vz]`ûr[e]t], rechter (op de eilanden in het Eng. kanaal), schepen, onderteekende beëedigde verklaring van getuigen.
  • Juridical, [d[vz]ur`idik'l], gerechtelijk, juridisch.
  • Jurisconsult, [d[vz]|ûrisk[e]ns`[a]lt], [dz|ûrisk`ons[e]lt], rechtsgeleerde.
  • Jurisdiction, [d[vz]|ûrisd`ik[vs]'n], jurisdictie; adj. —al.
  • Jurisprudence, [d[vz]ûrispr`ûd'ns], jurisprudentie; adj. Jurisprudential, [d[vz]|ûrisprud`en[vs]'l].
  • Jurist, [d[vz]`ûrist], rechtsgeleerde.
  • Juror, [d[vz]`ûr[e]], gezworene, jurylid bij eene tentoonstelling.
  • Jury, [d[vz]`ûri], subst. de gezworenen, jury of commissie van beoordeeling bij tentoonstellingen (= — of award): Grand — = jury, van 12 tot 24 leden (die over het al of niet verleenen van rechtsingang beslist);